Vervolgens trok Juda op tegen de Kanaänieten die in Hebron woonden. De naam van Hebron was vroeger Kirjath-Arba. Zij versloegen Sesai, Ahiman en Talmai. En daarvandaan trok hij op tegen de inwoners van Debir. De naam van Debir was vroeger Kirjath-Sefer.
Richteren 1:10-11
Jezus heeft de wereld overwonnen. Hoe merken we dat dan? En wat bedoelt Jezus met de wereld? Daarvoor gaan we een liefdesgeschiedenis bestuderen uit het Oude Testament.
Het volk Israël is onder leiding van Jozua het beloofde land Kanaän ingetrokken. De stam van Juda gaat voorop, want Juda is de koningsstam. Zij mogen in Naam van God regeren. Aan het hoofd van die stam loopt Kaleb. Wat een man is dat! Hij is 85 jaar en in de kracht van zijn leven! Zijn kracht was niet minder geworden was sinds hij als een van de twaalf verspieders het beloofde land verkende (Jozua 14). Zijn geloof was groter dan de reuzen die hij toen in Kanaän zag. De verspieders voelden zich als sprinkhanen bij hen. Maar Kalebs geloof was reusachtig groot.
Kaleb was geen Israëliet van geboorte, maar waarschijnlijk een nakomeling van Ezau. Omdat hij met heel zijn hart geloofde in de levende God was hij ingelijfd in het volk en Israëliet geworden.
Kaleb betekent hond. Dat klinkt niet zo vleiend, maar zijn trouw en onverschrokken karakter passen daar wel bij. Vele eeuwen later vergelijkt een vrouw uit Syro-Fenicië zichzelf met een hond die de kruimels eet die onder de tafel van de kinderen vielen (Markus 7:24-30). Dat is hetzelfde geloof en trouw als Kaleb had.
Zo is het nog steeds: wie gelooft in God wordt ingelijfd in het volk van God. Wie gelooft, wordt door God aangenomen als Zijn kind. Dan hoef je niet de kruimels onder tafel te eten, maar zit je aan tafel met de andere kinderen.