En het gebeurde, toen zij bij hem kwam, dat zij hem aanspoorde om een akker van haar vader te vragen.
Toen zij van de ezel afsprong, zei Kaleb tegen haar: Wat is er met je? Daarop zei zij tegen hem: Geef mij een zegen. Omdat u mij een dor stuk land gegeven hebt, geef mij dan ook waterbronnen. Toen gaf Kaleb haar hooggelegen bronnen en laaggelegen bronnen.
Richteren 1 : 14-15
Bij haar vader Kaleb aangekomen, springt zij van de ezel af. Het Hebreeuwse woord kun je ook uitleggen als: in de handen klappend. Hetzelfde woord wordt ook gebruik als Jaël de tentpin in de slaap van Sisera drijft (Richt. 4:21). Deze Achsa heeft een pinnig karakter! Zij weet haar zin wel duidelijk te maken. Nog voor ze van de ezel af is, laat ze haar vader weten dat zij er is en dat zij wat van hem nodig heeft. Kaleb neemt geen aanstoot aan de handelwijze van zijn dochter, maar vraagt eenvoudig: wat is er met je?
Prachtig is dat! Het is een uitnodiging om te spreken. Zo moeten ook wij in gehoorzaamheid en trouw, met een aanhoudend gebed tot onze Vader gaan. “Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt” (Joh. 15:8) en even verder zegt Jezus: “Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.”
Dat heeft de Heere Jezus, onze Bruidegom, ook Zelf gezegd: “Als twee van u op de aarde iets, wat dan ook, eenstemmig verlangen, het zal hun ten deel vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is” (Matth. 18). Twee, dat zijn hier Achsa en Othniël! Achsa vraagt om een zegen, ook in naam van Othniël. Zo mogen wij ook de Vader bidden om een zegen. In Jezus naam. Om Jezus wil.