J. van Moolenbroek

laatst bijgewerkt:
dinsdag 30 maart 2004

 

 

Start
Omhoog
Het onderzoek
Het resultaat
Leerkracht Tips
Literatuur
Gastenboek

 

Deze website wordt niet actief bijgewerkt. Deze scriptie is in 1999 geschreven.

Symptomen en Diagnose

 

De officiële definitie en de criteria voor ADHD staan vermeld in de handleiding 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, IV (DSM-IV) van de Amerikaanse vereniging voor psychiatrie. Daarin worden drie subtypen genoemd:

 

bullet

voornamelijk hyperactief-impulsief type

bullet

voornamelijk onoplettend type (in Nederland ook ADD genoemd)

bullet

gecombineerde type (ADHD)

 

Overeenkomsten zijn er wel tussen de verschillende types: de problemen beginnen altijd voor het zevende jaar en duren langer dan 6 maanden. ADHD wordt echter niet altijd ontdekt voor het zevende jaar. (Slagboom, 1998; Nadeau, 1999).

ADHD is een term die ontstaan is uit een aantal voorgaande termen zoals MBD (minimal brain dammage, of later, minimal brain disorder en weer later minimal brain disfunction), ADD(H) (Attention Deficit Disorder met of zonder Hyperactiviteit) en nu als laatste ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder). Hyperactiviteit is een term uit de psychiatrie. Het duidt op overbeweeglijkheid in brede zin. Symptomen worden op verschillende wijzen in de literatuur beschreven. Hieronder volgt een bloemlezing. (DSM-IV; Barkley 1995; Buitelaar, 1994; Compernolle, 1998; Nadeau, 1999; Schweizer, 1992; diverse websites).

Een kind met ADHD:

bullet

beweegt vaak zenuwachtig met handen of voeten of wriemelt in een stoel

bullet

heeft moeite om te blijven zitten als dit gevraagd wordt.

bullet

wordt makkelijk afgeleid door prikkels die niets met de zaak te maken hebben.

bullet

heeft moeite om hun beurt af te wachten bij spelletjes of in groepen.

bullet

flapt vaak antwoorden op vragen eruit nog voordat de vragen volledig gesteld zijn.

bullet

heeft moeite met het opvolgen van instructies die anderen geven (niet als gevolg van gedrag voortkomend uit verzet of gebrek aan begrip).

bullet

heeft moeite om zijn aandacht te houden bij taken of spel.

bullet

wisselt vaak van de ene onvoltooide activiteit naar de andere.

bullet

heeft moeite om rustig te spelen.

bullet

praat vaak buitensporig (overdreven veel).

bullet

onderbreekt vaak of dringt zich vaak op aan anderen.

bullet

lijkt vaak niet te luisteren naar wat er tegen hem of haar gezegd wordt.

bullet

raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten op school of thuis( b.v. speelgoed, potloden, boeken).

bullet

begeeft zich vaak in lichamelijk gevaarlijke activiteiten zonder te letten op de mogelijke gevolgen (niet met als doel sensatie zoeken), b.v. rent de straat op zonder te kijken.

Bij het stellen van de diagnose ADHD moet er volgens een bepaalde telling een voldoende hoge "score" (DSM-IV lijst) worden gehaald. Een kinder- en jeugdpsychiater probeert dit aan de hand van vragenlijsten en gesprekken helder te krijgen. Maar het blijft een 'afspraakdiagnose'. (Balk-Karssenberg, 1999). Daarnaast veranderen de symptomen met de jaren en kun je dus een puber en een volwassene niet met dezelfde criteria van de DSM IV diagnostiseren. Pubers en volwassenen rennen niet rond en zijn niet meer zo hyperactief, maar meer erg onrustig en meer van binnen gefrustreerd. Wat natuurlijk wel blijft, is de levensloop van iemand.

Hoe veel jongeren met ADHD kunnen we verwachten? 'Twee op de honderd', zeggen Buitelaar (1994) en Van Eerden (1999). ADHD komt relatief veel voor: twee tot vijf procent van de kinderen tot een jaar of zestien. Op dit moment wordt de diagnose vaker bij jongens dan bij meisjes gesteld. Het is echter heel goed mogelijk dat ADHD bij meisjes te weinig wordt onderkend of mogelijk zijn jongens genetisch meer geneigd tot stoornissen in het zenuwstelsel. (Slagboom, 1998; Barkley, 1998). Op dit moment is ADHD de meest gestelde psychiatrische diagnose bij kinderen. (Van der Lee, 1999; Eland, 1999, Ldonline, 1996). Internationaal gezien gaat de strengste meetlat ervan uit dat ongeveer 1 procent van alle kinderen deze hersenstoornis heeft. Er zijn er ook die boven de vijf procent uitkomen. Buitelaar houdt het op drie procent. Dit zijn dan die kinderen die echt vastlopen in hun ontwikkeling. (Balk-Karssenberg, 1999)

Voor een school als het Driestar College met ongeveer 3600 leerlingen schat Van Eerden (1999) dat er zo'n 60 à 70 leerlingen met ADHD moeten zijn. Dit aantal heeft hij naar beneden afgerond, omdat het bekend is dat een aantal kinderen met deze problemen al vroeg naar het speciaal onderwijs gaan.

Diverse mensen met de diagnose ADHD hebben een hoog IQ. Een gegeven dat zeker ook voor het onderwijs belangrijk is, omdat veel symptomen van ADHD overeenkomen met symptomen van kinderen die (hoog)begaafd zijn. Het onderscheid tussen beide is dat (hoog)begaafde kinderen niet in alle situaties problematisch gedag vertonen. (Webb, 1993, Van der Gouw, 1999).

 

Start Inleiding Symptomen Oorzaken Overige Behandeling Onderwijs