J. van Moolenbroek
laatst bijgewerkt:
dinsdag 30 maart 2004
| |
Onderzoeksresultaten
Bevordert een spaarsysteem, waarin gedrag en (huis)werk gekoppeld
worden aan een beloning het functioneren van een jongere met ADHD in
het voortgezet onderwijs? Werkt het? Dat is de centrale vraag van dit
onderzoek. Bij de beantwoording van deze vraag komen vanzelf de
problemen bij de uitvoering naar voren. Deze problemen vormen
tegelijk de basis voor de randvoorwaarden bij het gebruik van zo'n
spaarsysteem. Dat een spaarsysteem werkt, heeft Barkley reeds
onderzocht. Hij zegt o.a. "Een beloningssysteem kan het hele
jaar doeltreffend zijn, mits de beloningen regelmatig worden
veranderd. ADHD-kinderen zijn sneller uitgekeken op een bepaalde
beloning dan andere kinderen. Dit laatste betekent experimenteren,
want hoe snel is 'sneller'? En welke beloning is gepast? Barkley
geeft handvatten, maar je moet zelf sturen!
Informatievoorziening
Hoewel Willem-Jan zelf aangeeft dat het inlichten van de docenten
volgens hem geen effect heeft gehad, is dit in tegenspraak met wat
zijn ouders zeggen en wat docenten het hele jaar in praktijk hebben
gebracht. Geen enkele leerling heeft zoveel extra kansen gekregen dan hij!
Veel van de aan docenten verstrekte informatie wordt in de
lessituatie herkend. Dat benadrukt tegelijk de noodzaak om al aan het
begin van het jaar goede informatie te verstrekken. Ook de ouders
wijzen er op in hun aanbevelingen: duidelijkheid over wat er aan de
hand is. Dat kweekt begrip. Of dat altijd in de vorm van een
bijeenkomst moet, staat ter discussie, aangezien niet iedereen de
gehouden bijeenkomst bezocht heeft, maar wel de verstrekte informatie
gelezen heeft. Een punt van aandacht voor een mentor of coördinator is dat ook aan docenten die in de loop van het jaar de klas les gaan
geven, de informatie krijgen.
Als bekend is dat een jongere ADHD heeft, dan is het een goede zaak
om een geschikte klas uit te zoeken. Wat kunnen de criteria zijn?
|
Een klas waarin niet te veel groepjes opereren, die een eenheid
vormt. Meestal is dit ook een sociale klas. |
| De klasgrootte. |
| Een klas die verantwoordelijkheid kan dragen. |
Door de klas in te lichten, wordt verantwoordelijkheid gevraagd en
gegeven. In de antwoorden van de klasgenoten komt dan ook naar voren
dat het merendeel geprobeerd heeft om Willem-Jan te helpen en hem
niet aan de gang te maken.
PlussenSpaarPlan
De werking van het PSP werd sterk beïnvloed door het verloop van
het schooljaar, zoals in het begin van dit hoofdstuk is beschreven.
Vergelijken we de resultaten die verzameld zijn onder de
verschillende respondenten dan is het opmerkelijk dat eenzelfde
percentage (38%) zowel van de docenten als van klasgenoten vindt dat
het spaarplan heeft gewerkt. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er
onder de docenten ook enkele zijn die genuanceerder geantwoord
hebben, zodat bijna de helft van de docenten redelijk positief is. De
nuancering die zowel docenten als leerlingen aanbrengen, is dat het
PSP niet permanent gewerkt heeft. Met name in het begin heeft het
gewerkt, later niet meer. Dit is zeer waarschijnlijk toe te schrijven
aan de situatie, zoals ook blijkt uit het antwoord van de ouders van
Willem-Jan.
Zowel docenten als klasgenoten geven desinteresse of gebrek aan
motivatie aan bij het falen van het spaarsysteem. Nu is het de vraag
of dit gebrek aan motivatie ook aanwezig was in het begin van het
jaar, toen een nieuwe start werd gemaakt. Uit de antwoorden van de
ouders blijkt van niet. Respondenten zullen dan waarschijnlijk hun
visie vooral hebben laten bepalen door de tweede helft van het jaar,
toen deze interesse er inderdaad niet was. Ook was het toen
onmogelijk om met een PSP te werken. Dat Willem-Jan desinteresse en
onverschilligheid naar zijn klasgenoten toonde is te begrijpen. Het
ging niet, zoals hij zich voorgesteld had, en hij had de moed
verloren. Je moet je dan ook een houding geven. Het is dan ook niet
reëel om de opmerkingen van docenten en klasgenoten dat het PSP
niet werkt, als een hard gegeven te beschouwen. Bij het kiezen van
een vorm van een PlussenSpaarPlan moet in ieder geval aandacht
besteed worden aan de eventuele fraudegevoeligheid ervan.
Omgaan met ...
Welke concrete leerpunten over het omgaan met en begeleiding van een
jongere met ADHD in het voortgezet onderwijs kunnen er gehaald worden
uit dit onderzoek? Zowel docenten als klasgenoten vinden in de klas
een paar reacties belangrijk. Veel strategieën zijn simpelweg goede onderwijsmethoden, maar enkele
gelden in het bijzonder in de begeleiding van een jongere met ADHD.
Allereerst geduld hebben, rustig blijven en niet boos worden. Bereid
zijn om weer opnieuw te beginnen. Een ADHD-er leert slecht van zijn
fouten en is niet in staat om de gevolgen te overzien, om vooruit te
kijken. Vervolgens negeren, een negatieve beloning van gedrag. Zeker
als de klas daarin meewerkt door niet te reageren op het gedrag van
de klasgenoot met ADHD is dit een effectief middel. Mocht een standje
nodig zijn, dan is een korte en duidelijke opmerking het beste. Dit
benadert de autoritaire stijl. De laatste, maar misschien wel de
belangrijkste methode is het tonen van interesse en het geven van
complimentjes. Meerdere respondenten geven aan dat Willem-Jan
daarvoor gevoelig is. Opmerkelijk is de keuze van Willem-Jan dat
gesprekken met mij voor hem veel betekenden. Het blijkt dat een
persoonlijke band heel belangrijk is.
Elk mens is uniek en ADHD komt nooit alleen. Dat is een extra moeilijkheid in de begeleiding. Het
betekent een intensieve begeleiding. Het is dan ook goed om de
grenzen van de mogelijkheden van de school in de gaten te houden. Kan
een school de gewenste begeleiding bieden? Is er genoeg deskundigheid
(of motivatie om die deskundigheid op te doen)? Aan de andere kant:
een school heeft veel mogelijkheden. Dit onderzoek laat zien dat, ook
al wordt een doel niet bereikt: (een goede) begeleiding erger voorkomt.
Conclusies
|
Een goede informatievoorziening over de problematiek onder docenten
en klasgenoten geeft begrip. |
|
Klas heeft een belangrijke functie in het controleren en stimuleren
van een jongere met ADHD. Een klas moet dan ook geschikt zijn om die
verantwoordelijkheid te dragen. |
| Een spaarsysteem werkt, mits er zich geen complicaties voordoen. Er
moet wel 'maatwerk' geleverd worden. |
|
Een goed contact met de ouders is heel belangrijk. Het spaarplan moet
van tevoren goed doorgesproken zijn met de ouders. Met name de beloningen. |
|
Een spaarplan moet door docenten nauwgezet worden ingevuld. |
|
Geduldig zijn, rustig blijven, negeren, interesse tonen en het geven
van complimenten zijn belangrijke methoden om een jongere met ADHD in
de klas te begeleiden. |
|
De begeleiding is intensief en in velerlei vorm, van gesprekken en
aandacht hebben voor de gespaarde punten (controle). |
|