laatst bijgewerkt:
| Het onderzoekAfstuderen aan de eerstegraads lerarenopleiding Biologie aan de Hogeschool van Utrecht omhelst ook het doen van een beroepsgericht onderzoek. Kwalitatief onderzoek beschrijft en interpreteert problemen in en van situaties, gebeurtenissen en personen, met behulp van de verzamelde kwalitatieve gegevens (Baarda et al, 1997). Als algemene kenmerken van kwalitatief onderzoek worden door Baarda genoemd:
In mijn onderzoek ligt de nadruk bij het uitvoeren ervan op verbeteren van de praktijk: de begeleiding van een jongere met ADHD en minder op het professionaliseren van de onderzoeker. Algemeen kwalitatief onderzoek is daarvoor het aangewezen hulpmiddel. Daarnaast vergroot ik natuurlijk door het bestuderen van de problematiek mijn kennis van ADHD. PlussenSpaarPlanWil een leerling over gaan naar het volgende leerjaar, dan moet er naast een aantal andere voorwaarden ook voldaan worden aan de voorwaarde van huiswerk maken. Opletten in de klas is een andere belangrijke conditie die ook invloed heeft op de orde in de klas. Ik ga hier voorbij aan het waarom van deze voorwaarden, dat mag duidelijk zijn. Wel zijn het twee zaken die voor een jongere met ADHD juist heel moeilijk zijn. Voor dit project heb ik een 'PlussenSpaarPlan' ontwikkeld. De theoretische achtergrond van deze methode is te vinden in het boek 'Diagnose ADHD' (Barkley, 1995), waar een dergelijk spaarsysteem staat beschreven. Dit boek is op de Amerikaanse leest geschoeid en voornamelijk gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd, zodat aanpassingen nodig zijn om het ook in mijn (school)situatie toe te kunnen passen. In hoofdstuk 16 van zijn boek beschrijft Barkley methoden voor een succesvolle schooltijd. Hij hanteert daarbij onder meer de regel dat het gebruik van beloningen en aanmoedigingspremies altijd voor het gebruik van straf gaat.
Een ADHD-leerling krijgt iedere week een kaart waarop elke docent aftekent of het huiswerk in orde is en het gedrag van de leerling in de klas beoordeelt. Dat houdt in dat per les 2 plusjes te verdienen zijn. Aan het eind van de week wordt de balans opgemaakt: iedere 2 plussen is een spaarpunt. Bij iedere min wordt een punt afgetrokken. Een min heeft dus meer effect dan een plus. Over een periode van een aantal weken wordt een grens gesteld van het aantal punten dat verdient moet worden om een beloning te krijgen. Deze beloning wordt door de ouders vastgesteld en gegeven. Barkley noemt dit het 'Thuisgebonden' beloningssysteem. Afkeurenswaardig gedrag, zoals te laat komen en uit de les gestuurd worden, worden op school gestraft. Daarvoor hanteren we bij ADHD-leerlingen een 'lik-op-stuk-beleid': vandaag eruit gestuurd, is vandaag terugkomen (straf). In de loop van het jaar kan er eventueel variatie aangebracht worden in de voorwaarden:
Om de directe koppeling tussen plus/min en de beloning iets los te maken, wordt het netto resultaat omgezet in spaarpunten. Zo kan namelijk het gewicht van een plus en een min ten opzichte van elkaar gevarieerd worden. De berekening van het maximaal te behalen spaarpunten hangt af van een aantal variabelen, zoals het aantal weken en het percentage 'minnen' dat gehaald kan worden. Tabel
1: berekening van het maximaal te behalen punten.
Uitvoering PlussenSpaarPlan Voor een goede uitvoering zijn verschillende stappen ondernomen:
In de loop van het onderzoek werd geregeld contact onderhouden met de ouders en de leerling (voornamelijk door mentor), met de mentor en de collega's (door de onderzoeker). Voor een ADHD-leerling is eigenlijk het gehele cursusjaar begeleiding nodig. Het begin van het jaar is nodig om op het goede spoor te komen en om gewoonten in te slijpen. Zodra er (gedrags)problemen in de klas ontstaan en mede daardoor slechte resultaten behaald worden, wordt het in de loop van het jaar heel moeilijk om de leerling nog te motiveren tot het behalen van betere resultaten ('Ik blijf toch zitten') of om de relatie met de docent te herstellen. Daarom is al vanaf het begin van het cursusjaar met dit PlussenSpaarPlan met Willem-Jan gestart en zijn de drie stappen, zoals boven beschreven, genomen. Aan het einde van het schooljaar is geprobeerd het effect van dit PlussenSpaarPlan te achterhalen door het houden van een gestructureerd interview met Willem-Jan, zijn ouders, klasgenoten en onder de docenten. Met name voor de laatste twee categorieën informanten is het gestructureerd interview geschikt, omdat dit grote groepen respondenten betreft met een min of meer gelijk referentiekader (Baarda, 1997). Gebruik van een gestructureerd interview behoeft veel voorkennis. Die is in de loop van dit jaar zeker opgedaan. Bijkomende beperking bij het opstellen van het gestructureerd interview, is dat het invullen van de interviews niet te veel tijd mag kosten; de omvang is dus beperkt. Dat zowel Willem-Jan als zijn ouders ook via deze methode zijn bevraagd, heeft te maken met de tijdsdruk: het moest in de zomervakantie gebeuren. Daarnaast vereist het afnemen van gestructureerde interviews minder training en 'the more structured the question, the easier it will be to analyse' (Bell, 1993). Voor alle groepen respondenten geldt dat de vragen zoveel mogelijk op de open wijze zijn geformuleerd. Op deze wijze wordt meer informatie verkregen dan 'ja' of 'nee'. In de gestructureerde interviews worden drie items belicht: de informatievoorziening, het effect van het PlussenSpaarPlan en het Omgaan met ... (ADHD-ers). Bij docenten en klasgenoten werd ook gevraagd om een karakteristiek van Willem-Jan te geven. Informatie hieruit kan licht werpen op de andere antwoorden (bijv. een negatieve blik geeft wellicht een negatief effect van het PlussenSpaarPlan). Door het ondervragen van verschillende groepen respondenten worden diverse invalshoeken gebruikt, zodat een redelijk betrouwbaar beeld geschetst wordt van het effect van de gehanteerde manier van begeleiden. De verwerking van deze enquêtes wordt niet vraag voor vraag behandeld, maar wordt in de beschrijvende vorm gehanteerd. Zo ontstaat een beter lopend verhaal, waarbij de grote lijn duidelijker is.
|