J. van Moolenbroek
laatst bijgewerkt:
dinsdag 30 maart 2004
| |
Oorzaken
Bij een gemiddeld persoon is gedrag een combinatie van keuze,
controle en wil. ADHD-ers zijn nu juist geen gemiddelde personen. Wat
de oorzaken van ADHD? Er worden er verschillende verondersteld, maar
niemand weet nog de directe oorzaak. De meeste deskundigen denken dat
het in de eerste plaats een erfelijke, neurobiologische stoornis is.
Barkley (1998) verwacht dat het met de huidige neurologische
beeldtechnieken en de genetica binnen vijf jaar wel helder wordt.
Erfelijk
Barkley (1994) schat dat 40% van de kinderen met ADHD een ouder heeft
met ADHD. Uit tweelingonderzoek valt af te leiden dat ongeveer 50%
van alle verschillen in hyperactief gedrag, impulsiviteit en
concentratieproblemen toe schrijven zijn aan erfelijke factoren. Ook
blijken biologische ouders veel vaker ook ADHD-kenmerken te hebben
dan adoptiefouders. Uit familiestudies blijkt dat 25% van de
familieleden kans heeft om ook ADHD te hebben.
|
|
Niet ieder kind met een erfelijke aanleg ontwikkelt daadwerkelijk ADHD. De schatting is dat 46% jongens en 38% meisjes met duidelijke
erfelijke aanleg daadwerkelijk ADHD ontwikkelen. Daartegenover
ontbreekt bij 38% van de jongens met ADHD een zeer sterke erfelijke
aanwijzing voor ADHD.
Conclusies:
(1) er zijn zeer veel verschillende manieren waarop een kind
ADHD kan ontwikkelen. (sterke erfelijke aanleg, zwakke negatieve
omgevingsfactoren / zwakker erfelijke aanleg, sterk negatieve omgevingsfactoren).
(2) Omgevingsfactoren spelen een beslissende rol.
(Buitelaar in Paternotte, 1994)
In de grootste studie naar ADHD toonden Florence Levy van de
University of New South Wales en haar collega's aan dat als
één lid van een eeneiïge tweeling ADHD-gedrag
vertoont, dat de andere 75-91% kans heeft op dezelfde problemen. Dit
is een behoorlijk hoger percentage dan bij de meeste erfelijke
stoornissen gevonden wordt. Ten minste drie genen die coderen voor
receptoren voor de neurotransmitter Dopamine kunnen van invloed zijn
op ADHD. (Spinney, 1997; ADDNet UK, 2000).
Er is geen tegenstelling tussen de invloed van de omgeving en
erfelijkheid. De vraag is niet: is ADHD erfelijk, maar: In welke mate
is ADHD erfelijk, en welke omgevingsfactoren zorgen wanneer en hoe
dat de erfelijke aanleg ook echt tot uiting komt (of niet)?
(Buitelaar in Paternotte, 1994).
neurobiologisch
(Kader 2.2)
"In other words, children with ADHD have a
dysfunctional "hold" button.They cannot stop their
responses to events and situations long enough to think about and
modify what they are saying or doing . They may be able to recite
classroom rules, for example, but in the heat of the moment they are
unable to stop, think about the rules, and alter ther behavior."
(LDOnline,
1996) |
Een onderzoek van het 'National Institute of Mental Health' laat zien
dat de stoornis het resultaat is van een chemische disbalans van of
een tekort aan bepaalde neurotransmitters, die het gedrag helpen
regelen. Bij personen met ADHD is aangetoond dat de hoeveelheid
glucose die bepaalde delen van de hersenen gebruiken lager is dan in
de hersenen van personen zonder ADHD. De grote man hierachter is dr.
Zametkin die dit in 1990 ontdekte. Het gaat dan om die hersengebieden
die betrokken zijn bij de concentratie en de 'motor activity'. (LDOnline, 1996;
Verheij, 1998; NIMH, 1994; Kooij, 1999).
|
Bij kinderen met ADHD functioneren de zenuwcellen die dopamine als
overdrachtstof gebruiken waarschijnlijk niet naar behoren. Dat is
niet erg als de situatie waar het kind in verkeert niet te opwindend
is en niet te ingewikkeld. Is dat wel zo, dan ontremt het kind en
vindt het minder snel de beheersing terug dan andere kinderen. (Kader 2.2)
Dopamine en norepinephrine zijn neurotransmitters -overdrachtsstoffen- die een belangrijke rol spelen in dat deel van
de hersenen dat de remming van de 'motor' regelt. (LDOnline, 1996).
Een studie, in 1999 gepresenteerd in The Lancet, toont vooralsnog aan
dat volwassenen met ADD/ADHD 70 procent meer dopamine-transporters in
hun hersenen hebben dan mensen zonder ADHD. Dopamine helpt het
overbrengen van prikkels in de hersenen. Zie voor uitgebreidere
informatie, Van der Gouw (1999).
Andere onderzoekers vonden een verminderde bloedtoevoer naar de
frontale delen van de hersenen, waar onder meer de functies: het
beheersen van emoties, de motivatie en het geheugen zetelen. Castellanos, onderzoeker van het NIMH ontdekte dat het rechterdeel
van de hersenen, en juist dat gedeelte dat zorgt voor het remmen van
gedrag en het vasthouden van de aandacht significant kleiner was bij
jongens met ADHD dan jongens zonder ADHD.
Er zijn kinderen met ADHD, bij wie nog andere oorzaken een rol
spelen. Er zijn bepaalde syndromen die gepaard gaan met aangeboren
misvormingen, met ADHD als symptoom. Ook bij kinderen van
drugsverslaafden komt veel ADHD voor. Hier kan het de invloed zijn
van drugs (en ondervoeding) tijdens de zwangerschap, naast
verwaarlozing en mishandeling, maar ook speelt erfelijkheid vaak een
grote rol. In veel gevallen was het de ADHD, die de ouder in zijn of
haar verslaving deed belanden. Ook hersenbeschadiging is een bewezen
oorzaak van ADHD. (Gunning, 1999; Verheij, 1998; Barkley, 1994).
Ten slotte is er de groep veel te vroeg geboren kinderen.
Couveusekinderen zijn meestal wat laat met concentratie, motoriek en
taal. In ongeveer 25% van de gevallen neemt dit de omvang aan van ADHD. Te vroeg geboren kinderen hebben meer kans op
hersenbeschadiging (onrijpheid van bloedvaten).
Gedrag van ouders van te vroeg geboren kinderen is anders: langere
scheiding, daardoor minder binding; omgevingsinvloeden! Bij
prematuren kan het zenuwstelsel minder goed ontwikkelen. Iets
dergelijks zien we bij kinderen met ADHD: een zenuwstelsel dat minder
goed georganiseerd is.
ADHD komt vaker voor bij vroeggeboren kinderen. Prematuren hebben
verhoogd risico, te wijten aan medische complicaties ten gevolge van
onrijpheid, aan de veranderende omgeving en aan de problemen die
prematuren hebben als gevolg van de slechte organisatie van het
zenuwstelsel door de overprikkeling in de couveuse. (Verheij, 1998;
Schweizer & Prekop, 1992 ).
Voeding
Zoveel is duidelijk: ADHD wordt niet veroorzaakt door
verkeerde voeding. Wel zijn voedingsstoffen van invloed op ons
lichaam en aantoonbaar op ons gedrag. Zo is bekend dat ook
blootstelling aan lood tussen de 12 en 36 maanden hersenweefsel kan
schaden en ADHD-symptomen geeft. (Barkley, 1995). Gezien de gegevens
dat ADHD slechts bij 3% van de bevolking voorkomt, dat in Amerika 15%
het medicijn Ritaline slikt én dat 40-50% van de jongens in
Amerika wordt omschreven als rusteloos, onoplettend en impulsief,
moeten er ook andere oorzaken zijn van genoemde symptomen. (Balk-Karssenberg,
1999; De Vries, 1999; Allen, 1997).
(Allen geeft dan ook aan dat misbruikte en verwaarloosde kinderen ook
deze symptomen kunnen vertonen. Hij oppert zelfs dat gemakkelijk het
kind de schuld wordt gegeven in plaats van de accommodatie op school!)
Dr. B. Feingold geldt als ontdekker van de relatie voeding en gedrag.
De site van The
Feingold Association bevat onder meer een pagina met links
en samenvattingen van wetenschappelijke artikelen over de relatie
voeding-ADHD. Overigens is Barkley ronduit negatief over The Feingold
Association. Toch zijn er meerderen die een verband leggen tussen
voeding en gedrag.
BAS is een vereniging voor volwassenen en ouders van kinderen met
hyperactiviteit: gedragsstoornissen en lichamelijke klachten die
vooral veroorzaakt of verergerd worden door kunstmatige toevoegingen
in voedingsmiddelen en/of door salicylaten. Met ingang van 1 januari
2000 is de Vereniging Bas overgegaan in de Stichting
VoedselAllergie.
Veel ouders rapporteren dat hun hyperactieve kinderen ongunstig
reageren op kunstmatige geur- en kleurstoffen. Meestal worden deze
signalen niet serieus genomen door de heersende stroming artsen.
Nieuwe bewijzen van een dubbel-blind, met behulp van placebo's
uitgevoerd onderzoek, werden beschreven in het prestigieuze Journal
of Pediatrics (November 1994). Deze bewijzen wijzen sterk in de
richting dat zulke rapporten over de invloed van kunstmatige geur- en
kleurstoffen wel valide zijn. (Crime times, 1995).
|
(Kader 2.3)
"Stel je een auto voor met daarin een bestuurder,
een motor en een rem.Je zou dan de volgende situaties kunnen
beschrijven: 1)
Als de motor te sterk is, en dit lijkt het geval met mensen die met
hyperactiviteit op voeding reageren, dan gaat de auto te hard en moet
de bestuurder minder gas geven, zijn stimulansen dus terug nemen. 2)
De motor is prima, maar de rem is onvoldoende, de auto gaat ook te
hard en moet of de rem worden verbeterd of de persoon moet worden
geleerd om langzamer te rijden. De rem verbeteren kun je doen door
het slikken van amfetaminen, drugs die het bewuste deel van de
hersenen stimuleren, waardoor de persoon zichzelf beter onder
controle heeft. Indien medicamentengebruik niet verstandig is, moet
de persoon geleerd worden zichzelf in de hand te houden, therapie
dus." (home.planet.nl/~nmies/home.htm)
|
(Kader 2.4)
"Het is politiek min of meer taboe, maar het is
hoog tijd dat er meer onderzoek gedaan wordt naar de gevolgen van
onze levenstijl op het gedrag van onze kinderen: Gezinsleden die
elkaar alleen nog bij de koelkast ontmoeten. Kinderen die al heel
jong met te veel wisselende opvoeders in aanraking komen. Peuters en
kleuters die op voortdurend wisselende tijden naar de 24-uurschrèche
gebracht worden..."
(H. Algra, 1999)
|
(Kader 2.5)
"Door culturele beïnvloeding kan een
pseudo-ADHD ontstaan. De Amerikaanse samenleving vertoont vele
ADHD-trekkjes. Sterke prikkels, de zapper, geweld, angst,
creativiteit, snelheid, hier en nu geen verleden en toekomst, enz.
Echte ADHD vraagt om diagnose door een expert."
(Hallowell, 1992) |
Huibers (1998) heeft ruim tien jaar onderzoek gedaan naar de oorzaken
en begeleiding van hyperactieve kinderen. Hij ziet hyperactiviteit
als een biochemische onevenwichtigheid, oftewel misschien wel een
gebrek aan voedingsstoffen die voor het zinvol functioneren van het
zenuwstelsel noodzakelijk zijn. Hij gaat er echter in zijn boekje van
uit dat een aandachtstekortstoornis een gebrek aan aandacht vóór
deze kinderen is, in plaats van de aandacht van deze kinderen
(dus concentratiegebrek). Mijn inziens is dit niet de
aandachtstekortstoornis, zoals bij ADHD voorkomt. Gebrek aan of een
verkeerde manier van aandacht ziet hij als symptoom van onze huidige
maatschappij. "Als vader en moeder dagelijks zó druk zijn
met hun baan (carrière), schiet zinvolle voedselbereiding er
meestal bij in". (zie ook Kader 2.4). Deze misvatting doet
echter niets af aan de relevantie van het model dat hij schetst als
biochemische oorzaak van hyperactiviteit, maar dan wel die vorm zoals
uitgebeeld in punt 1 van Kader 2.3.
Het is best mógelijk dat maatschappelijke factoren, culturele
factoren of, bijvoorbeeld, dieet-factoren een rol spelen bij het
ontstaan (of het zichtbaar worden) van ADHD-symptomen. Simpel gezegd:
de drukke maatschappij en het moderne eten zouden best een rol kunnen
spelen, maar dat is nog onduidelijk. (Van Alphen, 2000).
Delfos (1997) zegt eveneens: "Om te kunnen ontwikkelen, is
voedsel nodig, voor lichaam en geest. Deze zijn in feite niet te
scheiden en lichamelijke storingen hebben dan ook psychische
gevolgen." Ook zij geeft een model waarin het biologisch
functioneren van het lichaam gekoppeld wordt aan gedragsstoornissen.
Het voert te ver om deze modellen hier te vergelijken, alhoewel beide
bijdragen aan het totaalbeeld van hyperactiviteit en ADHD.
Samenvattend kun je zeggen dat de ontwikkeling van een kind
beïnvloed wordt door drie factoren: aanleg en omgeving (eng:
nature-nurture) én de rijping van het centrale zenuwstelsel.
Daarbij spelen aanleg en omgeving een rol bij de rijping. (Delfos,
1997). Ook voedsel is een element dat direct invloed op het gedrag
uitoefent. (Delfos, 1997; Huibers, 1998).
|