De vorige afleveringen waren vooral biologisch van aard met hier en daar een pedagogisch en didactische toepassing. In deze laatste aflevering draai ik het om.
Gedragsbiologie is een complex deel van de biologie. Het is meer dan het begrijpen hoe het stressmechanisme werkt. Het bestuderen van gedrag heeft als doel het bevorderen van welzijn, het behoud van diersoorten en het begrijpen van menselijk gedrag.
De functie van gedrag is overleven. Gedrag wordt veroorzaakt door in- en externe prikkels. Omgevingsfactoren (externe prikkels, stressoren) zorgen voor een stresssituatie waarop een organisme reageert. In een acute stresssituatie door te vluchten of te vechten of te verstarren. Lukt het daarmee om een stresssituatie het hoofd te bieden, dan wordt dit veelal opgeslagen in het emotionele geheugen. Lukt het niet, dan is aanpassen het adagium. Hier spelen vooral leerprocessen een belangrijke rol.
In het onderwijs zijn we iedere dag bezig met leerprocessen; met het veranderen van gedrag. Welke les kunnen we leren van stress? Paradoxaal gezegd moeten we ‘stresssituaties vermijden’ en ‘stresssituaties aanbrengen’.
Vermijden
‘Stresssituaties vermijden’ raakt het pedagogisch klimaat in de klas. Het is de kunst van het docentschap om een pedagogisch klimaat in je les te creëren, waarvan vertrouwen en vertrouwd de kernwoorden zijn. Vertrouwen wijst op de cultuur en vertrouwd op structuur.
Leerlingen krijgen vertrouwen in eigen kunnen, durven ook fouten te maken. Een klimaat, waarin leerlingen zich hoe dan ook gewaardeerd weten. Vraag het leerlingen waarom ze voor het ene vak wel werken en voor het andere niet. Ze antwoorden meestal: voor die docent wil je werken. Leren bij de gratie van de relatie!
Faalangst komt veel voor op school. Op het verkeerde moment wordt adrenaline aangemaakt, maar vluchten kan niet meer. Een leerling kan dan gaan hyperventileren. Oorzaken van faalangst kunnen heel divers zijn. Van tijdnood (‘nog 5 minuten, jongens’), een opmerking als ‘doe je best’, het verwachtingspatroon van ouders en perfectionisme van de leerling. Een docent die de nadruk legt op wat een leerling fout doet, kan de faalangst versterken. Een blauw of groen potlood werkt anders dan een rood potlood en een krul dan een streep (denk aan het intermezzo over de bewegwijzering in de vorige aflevering).
Een vertrouwde omgeving is een veilige omgeving en in een veilige omgeving hoef je je niet te verdedigen (vechten, vluchten). Structuur in je aanpak draagt in belangrijke mate aan bij aan het creëren van een vertrouwde omgeving. Leerlingen houden van duidelijkheid. Verrassingen vergroten de stress. Persoonlijk vind ik daarom onverwachte overhoringen niet verantwoord.
Tegenwoordig wordt wel beweerd dat leerlingen kunnen ‘multitasken’. Chatten met 4, 5 anderen tegelijk, terwijl ze aan het ‘leren’ zijn. Ik geloof er niet in. Om te leren is concentratie nodig. Het verminderen van prikkels (stressoren) en het vermijden van onverwachte dingen is hiervoor een belangrijke factor.
Aanbrengen
‘Stresssituaties aanbrengen’ raakt de didactiek. Nieuwe, onbekende, situaties brengen stress met zich mee. Nieuwe lesstof ook, zowel voor de leerling als voor de leraar. Daar is niets mis mee, mits er op een goede manier gebruik van gemaakt wordt.
Didactiek is de kunst van het onderwijzen. Hoe motiveer je leerlingen om zich in een onbekende (stress)situatie te begeven? Daarover heb in de derde aflevering al het een en ander geschreven en over didactiek is een aparte artikelenserie te schrijven. Als ik bedenk hoeveel –of liever: hoe weinig- didactiek er in mijn lerarenopleiding aangeboden werd, dan concludeer ik dat didactiek in het VO een onderbelicht onderwerp is. Al te veel varen we blind op de methode. En deze blindheid is de moeder van het gebrek aan motivatie!