Tag: stress

  • Angst, Autonomie & All you need

    Angst, Autonomie & All you need

    Uit voorzorg blijven we binnen en werken we thuis. Uit veiligheid schudden we geen handen en houden we afstand. Met verstand doen we dat uit liefde voor onszelf en voor elkaar. We raken er zelfs aan gewend. Aanvankelijk waren we verward en ongerust. Wat op ons afkwam, was onzichtbaar, gevaarlijk en onbekend. En dat is het nog steeds.

    De overheid doet er dan ook alles aan om ons te overtuigen dat alle maatregelen nodig zijn om het veiliger te maken. De enige reden om een maatregel te versoepelen is wanneer we zeker weten dat het veilig is. Als het virus uitdooft, dan kan ook de angst ervoor uitdoven.

    Omdat het gevaar groter is dan onszelf, gaan we het ook samen te lijf. Want samenwerken vergroot onze kans op overleven. En samen moeten we corona controleren, voordat het ons controleert. We moeten het laten uitdoven. En als we de controle hebben, dan kunnen we voorzichtig weer een stapje naar buiten zetten. Het is een natuurlijke reactie. Hoe werkt dat in ons brein?

    Angst

    Angst is een mechanisme dat ons in leven houdt in een onveilige omgeving. Dagelijks omringen ons allerlei onbekende gevaren. Onze antenne daarvoor is angst. Soms ervaren we angst als een emotie, dan weer als een vorm van druk (stress). We krijgen er buikpijn van. Onveilige omgevingen en situaties worden in ons geheugen opgeslagen. Hoe groter de impact van een onveilige situatie, hoe sterker deze in ons geheugen is verankerd. Angst dooft alleen uit als we met ons verstand zeker weten dat het veilig is [2]. Dan bekijk je bij aankomst in een hotelkamer eerst even de aangegeven vluchtroute. En dat doe je zeker als je al een keer een ontruiming hebt meegemaakt.

    In een onveilige omgeving schakelt ons brein over op vaste denkpatronen om te overleven [3]. Dat noemen we een schema of een fixed mindset. Het kost ons dan moeite om ons te verbinden met anderen in onze omgeving.

    Er zijn zes dingen waar we angst voor kunnen hebben: afwijzing, zwakte, onzekerheid, fouten, buitensluiting en onbegrip. En ja, we kunnen van alle angsten wat hebben. Daarom blijft de een binnen om de onzekerheid te lijf te gaan. Een ander vreest niet opgewassen te zijn tegen het virus. En een derde houdt afstand om niet afgewezen te worden. Want ons verstand zegt dat dit allemaal het veiligst is. Daarom heet het ook gezond verstand.

    Angst belemmert het werkgeheugen en het oppikken van nieuwe informatie. Kinderen stappen over op een fixed mindset als ouders zich te veel zorgen maken [4]. Ook wanneer je wordt bekritiseerd, bestraft of afgewezen, dan reageert je brein alsof je leven wordt bedreigd. Onze eerste neiging is daarom ook dat we ons niet in zo’n positie willen brengen. Sociale afwijzing geeft dezelfde neuronale activiteit als fysieke pijn [5]. Onderzoek toont aan dat onze hersenen onze sociale behoeften gelijk stellen aan onze overleving [6]. We willen een ander dan ook (kunnen) vertrouwen.

    Autonomie

    Mensen die voelen dat ze controle over hun leven hebben en die een doel in hun leven hebben, zijn minder gevoelig voor angststoornissen, zelfs als ze door de zwaarste tijden gaan [7]. Dat gevoel noemen we een interne locus of control. Mensen met een externe locus of control schrijven hun gedrag of resultaten toe aan oorzaken buiten zichzelf. Zij voelen zich eerder slachtoffer van een situatie en lopen een groter risico op angstige en depressieve gevoelens. Hoe hulpelozer, hoe hopelozer. Hoe minder controle iemand meent te hebben in een bedreigende situatie, des te meer stress zal dat opleveren.

    Variaties in eigenwaarde en de interne locus of control voorspellen ook de mate van de cortisolafgifte [8]. Cortisol is het hormoon dat een prominente rol speelt bij chronische stress. Een chronisch hoge cortisolspiegel zorgt voor een afname van het aantal verbindingen tussen de hersencellen in de verschillende hersengebieden. Daardoor kan de angstrespons dus minder goed onder controle worden gehouden en wordt deze dus heviger [2]. De afname van het hersenvolume als gevolg van chronische stress hangt bij jongeren samen met het niveau van zelfrespect en ervaren autonomie [8].

    Een van de drie psychologische basisbehoeften is de behoefte aan autonomie [9]. De vrijheid om zelf keuzes te mogen maken of om ergens invloed op uit te kunnen oefenen. Om controle over ons leven te hebben. Wat we onder controle hebben, is geen crisis meer. Dan zijn de risico’s beheersbaar en kunnen we ons (openbare) leven daarnaar inrichten. Want autonomie is altijd een begrensde vrijheid. Vrij van vrees bestaat per definitie bij het scheppen van een omheining.

    Hiërarchie creëert onvermijdelijk vrees, omdat je altijd iets weggeeft van je eigen autonomie. En hoeveel vertrouwen heb je dan dat je niet wordt bekritiseerd of bestraft als je je fouten toegeeft of je mening uit [10]? De voornaamste triggers voor een stressrespons zijn onrealistische deadlines, gebrek aan respect, oneerlijke behandeling, niet gehoord worden, en niet gewaardeerd worden [11, 12, 13]. Hoeveel vertrouwen hebben we dat een ander jouw behoefte aan autonomie respecteert? En hoe kunnen jouw medewerkers weten dat het veilig is?

    All you need

    Volmaakte liefde verdrijft de vrees. Veerkracht ontlenen we aan een zinvol leven, aan de mate waarin we effectief om kunnen gaan met angst, en de mate waarin we ons sociaal kunnen gedragen [14, 15, 16]. Een zinvol leven kent verschillende pijlers. Ergens bij horen is er een van. Het nastreven van een doel dat iets bijdraagt aan de samenleving is een andere pijler. Mensen die zo’n doel hebben, beschikken ook over een grotere zelfkennis. Zelfkennis blijkt daarmee een belangrijk ingrediënt voor een zinvol leven [17]. Weten wie je bent en wat je kunt.

    Om betekenisvol te kunnen zijn, is het van belang dat mensen ook het gevoel kunnen hebben een positieve bijdrage te leveren. Martela & Riekki noemen dat weldadigheid – beneficience [18]. Weldadigheid is het doen van iets goeds voor een ander. Het blijkt dat weldadigheid ook voordelig is voor je eigen welbevinden  [19] . Being good by doing good [20]. Hoe meer we ons welbevinden, hoe meer goed we kunnen doen. En hoe meer goed we doen, hoe meer we ons welbevinden. Niet alleen de beste in de wereld, maar ook het beste voor de wereld. Het leven verwacht iets van ons.

    Welbevinden kun je definiëren als de mate waarin iemand voluit functioneert [21]. Wie zo leeft, leeft vanuit een benefit mindset  [22]. Met een benefit mindset spreken we niet alleen onze eigen potentie aan, maar we zoeken deze bij te laten dragen aan het welbevinden van anderen en de samenleving als geheel. Een growth mindset bekrachtigt ontwikkeling [23]; een benefit mindset stimuleert ontwikkeling ten dienste van anderen. Mensen met een benefit mindset vragen zich af hoe ze van betekenis kunnen zijn in het leven – van anderen. Zij dragen zorg voor alle mensen op de hele planeet. Leven vanuit een benefit mindset betekent dat men niet alleen weldenkend is, maar ook weldoet. Weldaden creëren een betere wereld. Van competitie naar contributie. Je bent niet alleen zelf van betekenis, maar ook de ander krijgt betekenis voor jou. Een benefit mindset maakt het  vieren van verschillen mogelijk. Want waar een ander staat, kun jij niet zijn. Verschil moet er zijn.

    Daarom blijft de één binnen om de ander te kunnen laten zorgen. Daarom kan de één haar kleinkinderen niet op bezoek hebben, maar wel de kleinkinderen van een ander onderwijzen.

    Daarom… vul zelf maar aan.

     

    Verwijzingen

    Download artikel in pdf: Angst Autonomie & All you need

     

  • De bedrijfspoedel

    Om de paar maanden gaan mijn vrouw en ik er een nachtje tussenuit. Bijna altijd bevinden we ons dan in een hotel van een keten waar ook honden toegestaan zijn. Omdat de baas van het spul zich ergerde aan hotels waar hij zijn hond niet mee mocht nemen. Niet dat wij onze hond meenemen (we gaan niet voor niets samen), maar de gedachte dat het mag is toch al heel fijn.

    2014-08-10 21.20.02Onze hond is echt gezellig. Zo eentje van het kaliber “doet niets”. Hij heeft bijna altijd hetzelfde humeur. Wie er ook binnenkomt, onze hond is er blij mee. Hij heeft wel zijn voorkeuren, maar nog nooit heeft ie iemand genegeerd. Echt een sfeermaker in huis. Zeg nu zelf, in welk bedrijf vind je zo’n collega?! Tenminste, als je de kwalificatie “doet niets” buiten beschouwing laat. Toch is in onze samenleving niet echt gebruikelijk dat we onze hond mee naar het werk nemen.

    Onderzoek toont aan dat wie zijn hond meeneemt naar het werk, minder last heeft van stress. In teams zorgt het voor creativiteit. Hoe? Een rondje lopen met de hond helpt om je gedachten te verzetten en kan weer nieuwe ideeën opleveren. En als je dat rondje samen met je collega loopt, kun je in een ontspannen setting toch heel wat bespreken. Eigenlijk is dat een moment waarop je ‘de zaag even kunt scherpen’, zoals Covey dat noemt. En het werk komt echt wel af, want aan het einde van de dag iets langer doorgaan is geen probleem. De hond zit toch niet met een volle blaas thuis te wachten! En wie bang is voor een hond? Gewenning is ook een leerproces! Een bedrijfspoedel zou de sfeer en de bedrijfscultuur dus ten goede kunnen komen.

    Elk bedrijf, elke organisatie, heeft een bedrijfscultuur. Dat is lang niet altijd de cultuur die naar buiten toe getoond wordt! Als een bedrijf meerdere afdelingen en teams kent, wordt de bedrijfscultuur een resultante van alle subculturen. Sterker nog, het beeld dat een buitenstaander zich vormt van de cultuur, kan zelfs uitgemaakt worden door het contact met een enkele afdeling. Contact met een andere afdeling kan dan een heel ander beeld oproepen.

    Nu zijn er allerlei modellen waarmee een bedrijfscultuur getypeerd kan worden. Bekend is het model van Quinn & Rohrbaugh: Competing Values Framework dat vier dimensies kent: mensgericht, resultaatgericht, beheersgericht, en innovatiegericht. Quinn heeft dat model doorontwikkeld naar het Organizational Culture Assessment Instrument. Daarmee worden vier cultuurtypen onderscheiden: familiecultuur, adhocratiecultuur, hiërarchische cultuur, en de marktcultuur. Een goede lezer heeft echter ook de grote gemene deler gevonden: relaties. Hoe gaan mensen met elkaar om? Wat verwachten collega’s van elkaar. Wat verwacht het management?

    Een vitale bedrijfscultuur wordt gekenmerkt door vitale relaties. Zowel de onderlinge relaties als externe relaties. En een vitaal bedrijf levert betere kwaliteit. Investeren in vitale relaties loont dus! Want laten we het eens omdraaien. Zieke relaties, verziekte verhoudingen, daar wordt toch niemand gelukkig van? En een ongelukkig iemand … is een gestrest iemand. Een derde van het ziekteverzuim dat te wijten is aan het werk, wordt veroorzaakt door werkstress. In mei 20214 kondigde Minister Asscher een plan aan dat de komende vier jaar werkstress bespreekbaar moet maken en aan moet pakken. Het moet normaal worden dat werkgever en werknemer met elkaar in gesprek gaan over werkstress en daarover afspraken maken. Vrij vertaald: ze gaan praten over hun onderlinge relatie en de relaties op de werkvloer. Want de grootste risicofactoren zijn werkdruk, agressie, geweld en intimidatie. “Baas, ik wordt gepest…” In een giftige cultuur heerst de angst. Angst voor de hond. Angst om de gebeten hond te zijn.

    Op dit punt van schrijven aangekomen, merk ik dat ik even de hond uit moet gaan laten.

    (meer…)

  • De les van stress (4)

    De vorige afleveringen waren vooral biologisch van aard met hier en daar een pedagogisch en didactische toepassing. In deze laatste aflevering draai ik het om.

    Gedragsbiologie is een complex deel van de biologie. Het is meer dan het begrijpen hoe het stressmechanisme werkt. Het bestuderen van gedrag heeft als doel het bevorderen van welzijn, het behoud van diersoorten en het begrijpen van menselijk gedrag.
    De functie van gedrag is overleven. Gedrag wordt veroorzaakt door in- en externe prikkels. Omgevingsfactoren (externe prikkels, stressoren) zorgen voor een stresssituatie waarop een organisme reageert. In een acute stresssituatie door te vluchten of te vechten of te verstarren. Lukt het daarmee om een stresssituatie het hoofd te bieden, dan wordt dit veelal opgeslagen in het emotionele geheugen. Lukt het niet, dan is aanpassen het adagium. Hier spelen vooral leerprocessen een belangrijke rol.

    In het onderwijs zijn we iedere dag bezig met leerprocessen; met het veranderen van gedrag. Welke les kunnen we leren van stress? Paradoxaal gezegd moeten we ‘stresssituaties vermijden’ en ‘stresssituaties aanbrengen’.

    Vermijden
    ‘Stresssituaties vermijden’ raakt het pedagogisch klimaat in de klas. Het is de kunst van het docentschap om een pedagogisch klimaat in je les te creëren, waarvan vertrouwen en vertrouwd de kernwoorden zijn. Vertrouwen wijst op de cultuur en vertrouwd op structuur.
    Leerlingen krijgen vertrouwen in eigen kunnen, durven ook fouten te maken. Een klimaat, waarin leerlingen zich hoe dan ook gewaardeerd weten. Vraag het leerlingen waarom ze voor het ene vak wel werken en voor het andere niet. Ze antwoorden meestal: voor die docent wil je werken. Leren bij de gratie van de relatie!
    Faalangst komt veel voor op school. Op het verkeerde moment wordt adrenaline aangemaakt, maar vluchten kan niet meer. Een leerling kan dan gaan hyperventileren. Oorzaken van faalangst kunnen heel divers zijn. Van tijdnood (‘nog 5 minuten, jongens’), een opmerking als ‘doe je best’, het verwachtingspatroon van ouders en perfectionisme van de leerling. Een docent die de nadruk legt op wat een leerling fout doet, kan de faalangst versterken. Een blauw of groen potlood werkt anders dan een rood potlood en een krul dan een streep (denk aan het intermezzo over de bewegwijzering in de vorige aflevering).
    Een vertrouwde omgeving is een veilige omgeving en in een veilige omgeving hoef je je niet te verdedigen (vechten, vluchten). Structuur in je aanpak draagt in belangrijke mate aan bij aan het creëren van een vertrouwde omgeving. Leerlingen houden van duidelijkheid. Verrassingen vergroten de stress. Persoonlijk vind ik daarom onverwachte overhoringen niet verantwoord.
    Tegenwoordig wordt wel beweerd dat leerlingen kunnen ‘multitasken’. Chatten met 4, 5 anderen tegelijk, terwijl ze aan het ‘leren’ zijn. Ik geloof er niet in. Om te leren is concentratie nodig. Het verminderen van prikkels (stressoren) en het vermijden van onverwachte dingen is hiervoor een belangrijke factor.

    Aanbrengen
    ‘Stresssituaties aanbrengen’ raakt de didactiek. Nieuwe, onbekende, situaties brengen stress met zich mee. Nieuwe lesstof ook, zowel voor de leerling als voor de leraar. Daar is niets mis mee, mits er op een goede manier gebruik van gemaakt wordt.
    Didactiek is de kunst van het onderwijzen. Hoe motiveer je leerlingen om zich in een onbekende (stress)situatie te begeven? Daarover heb in de derde aflevering al het een en ander geschreven en over didactiek is een aparte artikelenserie te schrijven. Als ik bedenk hoeveel –of liever: hoe weinig- didactiek er in mijn lerarenopleiding aangeboden werd, dan concludeer ik dat didactiek in het VO een onderbelicht onderwerp is. Al te veel varen we blind op de methode. En deze blindheid is de moeder van het gebrek aan motivatie!

  • stress in de les – intermezzo

    Deze miniserie over gedragsbiologie, stress en lesgeven, sluit ik af met een beknopte samenvatting en toepassingen van het voorgaande. Voordat we daaraan beginnen, eerst twee intermezzo’s die de complexiteit van gedrag illustreren. Het zijn twee voorbeelden die ik in de afgelopen weken (medio juni 2008) opgedaan en wat verder uitgewerkt heb.

    Intermezzo I
    (geschreven vlak voor het EK Voetbal 2008)
    Voetbal interesseert me eigenlijk geen bal. Behalve als er penalty’s genomen moeten worden om te bepalen wie de winnaar wordt. Dat is gewoon spannend. Het testosteron stijgt dan nog meer dan tijdens de wedstrijd zelf. Bij mannen althans en bij de supporters van de winnende partij…tot wel enkele tientallen procenten.
    Testosteron zorgt voor de daadkracht, adrenaline zorgt voor de actie. Teveel testosteron = te veel daadkracht = agressie. Omdat testosteron bij mannen ongeveer negen maal meer voorkomt dan bij vrouwen, is het logisch dat mannen agressiever zijn dan vrouwen. Het niveau van testosteron wordt door het lichaam bepaald, afhankelijk van de situatie. Stress doet het testosteron niveau sterk toenemen. Maak je lessen dus niet te spannend. Wel een beetje, want testosteron vergroot ook het ruimtelijk inzicht. Testosteron verbetert ook het zelfvertrouwen, het verhoogt de pijndrempel en het zorgt voor een groter gevoel voor humor.
    Er is trouwens ook een leuke ‘verklaring’ voor de populariteit van voetbal bij mannen. ‘Vroeger’ gingen de mannen (in groepen) op jacht om vlees te verzamelen. Een juiste combinatie van daadkracht en actie was daarbij onontbeerlijk evenals een goed ruimtelijk inzicht. Waarom een groter gevoel voor humor daarbij ook nodig was, weet ik helaas niet. Nu het jagen echter niet meer nodig is, blijft bij mannen nog wel de drang om ergens achter aan te hollen. Dat werd dus een bal. Dat humor bij voetbal wel een rol van betekenis speelt, blijkt wel uit een oranje auto in onze straat met de opdruk: wordt het janken of wenen?!
    Nog een boeiend fenomeen: verhuizing naar een nieuw stadion betekent een daling van zo’n 24% van het thuisvoordeel. De ploeg heeft nog geen band met het stadion en dus nog niets te verdedigen. Daardoor daalt het testosterongehalte…Is dat nu biologie of psychologie… of allebei?
    Kortom, als je de komende weken drukke jongens in de klas hebt, dan weet je wat je moet gebruiken: humor. Daar zijn ze gevoelig voor!

    Intermezzo II
    5% van ons gedrag is bewust gedrag…en omgekeerd is 95% dat dus niet. Een voorbeeld hiervan werd ons vorige week geleverd toen de ANWB bekend maakte de komende jaren nieuwe pijlen op de borden aan te gaan brengen. Ik had het me ook niet gerealiseerd, maar de pijlen boven een snelweg wijzen inderdaad nu naar beneden. Door de pijl naar boven te laten wijzen, verandert er niets aan de betekenis, maar de doorstroom is wel 10% sneller. We gaan tenslotte liever omhoog dan omlaag. Wat een compliment toch kan doen!

  • Stress in de les (3)

    Vorige aflevering schreef ik dat we reageren op prikkels (stressoren), zowel van buitenaf (omgeving), als binnenin ons lichaam (bijv. hormonen). Dan spreken we over de oorzaken van gedrag. In acute nood reageren we door de vluchten, te vechten of door te verstarren. Houdt de stress langer aan dan zullen we ons aan moeten passen. In zowel de acute als chronische stresssituaties is het goed voor een individu om te onthouden welke keuzes het gemaakt heeft en daarmee zijn we aangekomen bij de ontwikkeling van gedrag. Gedrag ontwikkelt zich middels leerprocessen en dat niet alleen in noodsituaties, maar ook in de ontwikkeling van een individu naar de volwassenheid. Leren is nodig om te overleven. Individuen die zich niet of onvoldoende aan de omgeving aanpassen, hebben minder overlevingskansen, dan die dat wel doen.

    Op welke manieren wordt er geleerd? Daarvoor hebben we een heel aantal uitdrukkingen in onze taal Tussen haakjes staat de biologische term.
    – “Wen er maar vast aan” (gewenning)
    – “Goed voorbeeld doet goed volgen, na-apen” (imitatie)
    – “Al doende leert men, met vallen en opstaan” & “ondervinding (ervaring) is de beste leermeester” (trial-and-error, gissen en missen)
    – “Oefening baart kunst” & “herhaling is de kracht van de reclame” (conditioneren)
    Verder kennen we natuurlijk de “a-ha beleving”, wat je zou kunnen vertalen met ‘inzicht’ en de uitdrukking “Van je fouten moet je leren”.
    Het zal duidelijk zijn dat wij allemaal op elk van deze manieren leren. Welke vorm gebruikt wordt, hangt van de situatie af. Het loont zeker de moeite om je als docent af te vragen welk leerproces je leerlingen laat gebruiken, zeker als je dat je leerlingen ook bewust laat worden (reflectie). Hoe prikkel je je leerlingen? In alle gevallen geldt dat leerprocessen (moeten) leiden tot een verandering in de hersenen en (daarmee) van gedrag!
    Hoe zijn leerprocessen verwerkt in de lessenserie Gedrag? Het leuke is natuurlijk dat je leerprocessen gebruikt om leerlingen wat te leren over leerprocessen.
    In de beta-didactiek (van de UU) hanteren we twee didactische theorieën: de context-concept benadering en de probleemstellende benadering. In een context heb je biologische kennis nodig om de activiteiten in die context goed uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld: om je hond goed te kunnen verzorgen, heb je kennis van het gedrag van je hond nodig. Veel leerlingen hebben een huisdier en honden zijn heel herkenbaar, dus deze context heeft voor hen betekenis. Dat motiveert. Bij honden maken we ook nog eens gebruik van hun natuurlijke gedrag: ze gaan hun neus achterna. Hulphonden worden getraind (conditioneren) als blindengeleidehond, hasjhond of om slachtoffers van een aardbeving op te sporen. Leerlingen moeten echter niet leren dat er allerlei soorten hulphonden zijn, maar dat biologen naar gedrag kijken vanuit verschillende perspectieven. Eigenlijk is de enige vraag die een gedragsbioloog stelt: waarom doet ie dat? Om leerlingen die vraag zelf te laten stellen (ze tot dat inzicht te leiden) én te laten beantwoorden, gebruiken we de probleemstellende benadering (niet te verwarren met probleemgestuurd onderwijs). Deze benadering bestaat uit drie fasen: oproepen leervraag (“waarom doet ie dat?”) en daarmee dus motivatie om te leren, het uitvoeren van (leer)activiteiten om die vraag te beantwoorden en reflectie op de betekenis van de begrippen die in de context gebruikt zijn.
    Wanneer leren leerlingen? Als de stof betekenis heeft en als ze zich bewust worden van de relevantie van begrippen, kortweg door context en reflectie. Maar dat is inderdaad wel heel kort door de bocht…

  • Stress in de les (2)

    Het stressmechanisme is fundamenteel en dus onmisbaar om te overleven. Overleven is de ultieme functie van gedrag. Het stressmechanisme is een vorm van verdediging, net als ons afweerstelsel. Wij associëren stress meestal alleen met negatieve gevoelens en (emotionele) druk die we ervaren, maar in feite worden we continue geprikkeld door stressoren, zowel mentale, emotionele als fysieke prikkels. Ons gedrag is een reactie op die stressoren. De mate waarin we bestand zijn tegen deze prikkels en de mate waarin we ons kunnen aanpassen, is voor iedereen verschillend en bepaald onze stressbestendigheid.

    general-adaptation-syndromeIn het model van Selye, het General Adaption Syndrome, worden drie fasen onderscheiden: alarm, adaptatie en uitputting (zie de figuur hiernaast).

    In de natuur is goed te zien dat verschillende dieren op verschillende manieren reageren op stress in de alarmfase. Sommige vluchten weg, dat is hun natuurlijke gedrag. Andere diersoorten bevechten hun stressor en er zijn er ook die zich ‘doodstil’ houden. Zij verstarren. Menselijke reacties in de alarmfase op een stressor zijn identiek: het is Vechten, Vluchten of Verstarren (in het Engels: Fight, Flight, Freeze).

    Kijk eens hoe je leerlingen reageren als je een mondelinge beurt uit gaat delen: een deel schrikt, een deel gaat ervoor en een heel aantal zorgt niet op te vallen J.

    In de alarmfase worden lichaam en geest in opperste staat van paraatheid gebracht. Adrenaline giert door je aderen. Adrenaline is een hormoon dat in de bijnieren wordt gemaakt en zorgt voor een verhoogde hartslag en bloeddruk. De bloedtoevoer naar de hersenen en naar de spieren neemt toe, ten koste van de toevoer naar de spijsverteringsorganen. Die heb je toch even niet nodig. Wat wel nodig is, is veel energie.

    Daarom is er nog een tweede (langzame) stressreactie in het lichaam, namelijk de afgifte van het hormoon cortisol, eveneens door de bijnieren. Dit hormoon is bedoeld om de heftige werking van adrenaline af te remmen. Als het adrenalinesysteem de kans zou krijgen zijn gang te gaan, zou het lichaam binnen de kortste keren alle (energie)reserves consumeren en het lichaam letterlijk kunnen bezwijken. Door de aanwezigheid van cortisol in het lichaam worden eiwitten in de spieren afgebroken, waardoor energie beschikbaar komt. In een stress-situatie produceren we tot wel 10x de normale hoeveelheid cortisol. Cortisol beperkt ook het aantal witte bloedcellen, die onderdeel zijn van ons afweersysteem. Vandaar dat we als we langdurig gestresst zijn, eerder een griepje hebben.

    In de alarmfase worden de hersengedeelten voor de cognitieve functies uitgeschakeld. Even tot 10 tellen is er niet bij…we reageren op acute stress. Houdt de stress-situatie echter aan, dan spreken we van chronische stress en doen we er goed aan om ons met de situatie te verzoenen. We passen ons aan (fase 2, adaptatie). Dat aanpassen is een leerproces en daarover gaat de volgende aflevering. In de figuur is dat weergegeven door de lijn te laten stijgen boven het beginniveau uit.

    Lukt het niet om je aan te passen, dan volgt fase 3: de uitputting. Letterlijk, zowel lichamelijk als mentaal, een burnout is het resultaat en in de sport wordt dit overtraining genoemd. Het schadelijke van chronische stress is dat het energievretende adrenalinesysteem door een permanent verhoogd cortisolniveau, chronisch wordt afgeremd. Vergelijk het met een auto die rijdt met de handrem aangetrokken. Een permanent verhoogd cortisolgehalte geeft schade in de hersenen, met name dat deel dat betrokken is bij emoties. Dit gedeelte is gevoelig voor cortisol én regelt het dat er niet te veel of te weinig cortisol aangemaakt wordt. Dit feedbackmechanisme raakt ongevoelig als er contant hoge concentratie cortisol in het lichaam zijn en de productie van cortisol wordt niet verminderd. Aangetoond is dat de betrokken hersendelen ook in omvang afnemen.

    Er zijn inmiddels aanwijzingen dat oorzaken van ziekten, zoals het chronisch vermoeidheid syndroom, fybromyalgie en Posttraumatische stress syndroom (PTSS), te maken hebben met dit verstoorde regelmechanisme.

    Waarom onthouden we vervelende gebeurtenissen beter dan de feestelijke? In een stresssituatie is het vechten of vluchten en je doet er daarom goed aan om zo’n situatie te onthouden. Datzelfde gedeelte van onze hersenen dat betrokken is bij emoties, speelt een rol bij het geheugen en het algemeen, maar specifiek voor stresssituaties.

    Een van de doelstellingen van gedragsbiologie is het begrijpen van menselijk gedrag. Begrijpen van stressmechanisme betekent begrijpen van je eigen gedrag en bewustwording kan leiden tot gedragsverandering. Begrijpen van gedrag brengt ook leiden tot begrip voor elkaar.

    Hoe gaan we om met stressoren? Hoe gaan leerlingen om met alle prikkels die op hen afkomen? Waarom herinneren faalangstige leerlingen zich plotseling niets meer? Leerlingen met een stoornis, zoals AD(H)D, PDD-NOS of autisme (Asperger) kunnen zich onvoldoende adequaat aanpassen aanpassen aan alle prikkels die op hen afkomen. Daardoor loopt de druk (stress) soms zo hoog op dat een uitbarsting volgt. Als je als docent daar nog wat ‘boze prikkels’ overheen strooit, is het drama compleet. Wat is een goed pedagogisch klimaat in de klas? Dat is een mooie vraag om over na te denken!

    Hoe kun je nu aanpassen? Dat leer je wel…

    Volgende keer: leerprocessen