Categorie: Biologie

  • Huiswerk kopiëren

    Huiswerk kopiëren lijkt een manier om je schoolperiode tegen lage kosten door te komen. Een recente studie van het Massachusetts Institute of Technology laat echter het tegendeel zien. Studenten die stelselmatig meer dan 30% van hun huiswerk overnemen van een ander, maken vier keer meer kans op het stoppen van de studie. De voornaamste oorzaak van dit gedrag: uitstellen! Kortom, van uitstel komt afstel. Nu ook wetenschappelijk bewezen!

    Wat kunnen docenten doen om het kopiëren van huiswerk tegen te gaan? Meer contact, meer en kortere opdrachten, niet aftekenen maar becijferen, zijn wat suggesties. Ook het bespreken van de opzet van de lessen draagt bij aan het voorkomen van kopieergedrag.

    Kortom, niet het controleren, maar het voorkomen van (uitstel) gedrag, dat is wat werkt. Voor die conclusie is geen wetenschappelijk onderzoek nodig!

    Palazzo, David J.,  Lee, Young-Jin, Warnakulasooriya, Rasil & Pritchard, David E., 2010. Patterns, correlates, and reduction of homework copying. PHYSICAL REVIEW SPECIAL TOPICS – PHYSICS EDUCATION RESEARCH 6, retrieved 25 March 2010 from http://prst-per.aps.org/pdf/PRSTPER/v6/i1/e010104

  • Geloof, IQ en depressie

    Vandaag las ik over twee interessante onderzoeken:

    1. Geloof versterkt behandeling tegen depressie. Geloof helpt angst en stress te verminderen en versterkt het effect van een medische behandeling.

    2. Hoog IQ leidt tot voorkeur atheïstische levensvisie. Volgens onderzoekers bestaat er een verband tussen een hoog intelligentieniveau en liberale opvattingen.

    Ik heb te doen met die atheïsten. Moet je het alleen van dit leven hebben, zit je ook nog langer met je depressie!

  • De les van stress (4)

    De vorige afleveringen waren vooral biologisch van aard met hier en daar een pedagogisch en didactische toepassing. In deze laatste aflevering draai ik het om.

    Gedragsbiologie is een complex deel van de biologie. Het is meer dan het begrijpen hoe het stressmechanisme werkt. Het bestuderen van gedrag heeft als doel het bevorderen van welzijn, het behoud van diersoorten en het begrijpen van menselijk gedrag.
    De functie van gedrag is overleven. Gedrag wordt veroorzaakt door in- en externe prikkels. Omgevingsfactoren (externe prikkels, stressoren) zorgen voor een stresssituatie waarop een organisme reageert. In een acute stresssituatie door te vluchten of te vechten of te verstarren. Lukt het daarmee om een stresssituatie het hoofd te bieden, dan wordt dit veelal opgeslagen in het emotionele geheugen. Lukt het niet, dan is aanpassen het adagium. Hier spelen vooral leerprocessen een belangrijke rol.

    In het onderwijs zijn we iedere dag bezig met leerprocessen; met het veranderen van gedrag. Welke les kunnen we leren van stress? Paradoxaal gezegd moeten we ‘stresssituaties vermijden’ en ‘stresssituaties aanbrengen’.

    Vermijden
    ‘Stresssituaties vermijden’ raakt het pedagogisch klimaat in de klas. Het is de kunst van het docentschap om een pedagogisch klimaat in je les te creëren, waarvan vertrouwen en vertrouwd de kernwoorden zijn. Vertrouwen wijst op de cultuur en vertrouwd op structuur.
    Leerlingen krijgen vertrouwen in eigen kunnen, durven ook fouten te maken. Een klimaat, waarin leerlingen zich hoe dan ook gewaardeerd weten. Vraag het leerlingen waarom ze voor het ene vak wel werken en voor het andere niet. Ze antwoorden meestal: voor die docent wil je werken. Leren bij de gratie van de relatie!
    Faalangst komt veel voor op school. Op het verkeerde moment wordt adrenaline aangemaakt, maar vluchten kan niet meer. Een leerling kan dan gaan hyperventileren. Oorzaken van faalangst kunnen heel divers zijn. Van tijdnood (‘nog 5 minuten, jongens’), een opmerking als ‘doe je best’, het verwachtingspatroon van ouders en perfectionisme van de leerling. Een docent die de nadruk legt op wat een leerling fout doet, kan de faalangst versterken. Een blauw of groen potlood werkt anders dan een rood potlood en een krul dan een streep (denk aan het intermezzo over de bewegwijzering in de vorige aflevering).
    Een vertrouwde omgeving is een veilige omgeving en in een veilige omgeving hoef je je niet te verdedigen (vechten, vluchten). Structuur in je aanpak draagt in belangrijke mate aan bij aan het creëren van een vertrouwde omgeving. Leerlingen houden van duidelijkheid. Verrassingen vergroten de stress. Persoonlijk vind ik daarom onverwachte overhoringen niet verantwoord.
    Tegenwoordig wordt wel beweerd dat leerlingen kunnen ‘multitasken’. Chatten met 4, 5 anderen tegelijk, terwijl ze aan het ‘leren’ zijn. Ik geloof er niet in. Om te leren is concentratie nodig. Het verminderen van prikkels (stressoren) en het vermijden van onverwachte dingen is hiervoor een belangrijke factor.

    Aanbrengen
    ‘Stresssituaties aanbrengen’ raakt de didactiek. Nieuwe, onbekende, situaties brengen stress met zich mee. Nieuwe lesstof ook, zowel voor de leerling als voor de leraar. Daar is niets mis mee, mits er op een goede manier gebruik van gemaakt wordt.
    Didactiek is de kunst van het onderwijzen. Hoe motiveer je leerlingen om zich in een onbekende (stress)situatie te begeven? Daarover heb in de derde aflevering al het een en ander geschreven en over didactiek is een aparte artikelenserie te schrijven. Als ik bedenk hoeveel –of liever: hoe weinig- didactiek er in mijn lerarenopleiding aangeboden werd, dan concludeer ik dat didactiek in het VO een onderbelicht onderwerp is. Al te veel varen we blind op de methode. En deze blindheid is de moeder van het gebrek aan motivatie!

  • stress in de les – intermezzo

    Deze miniserie over gedragsbiologie, stress en lesgeven, sluit ik af met een beknopte samenvatting en toepassingen van het voorgaande. Voordat we daaraan beginnen, eerst twee intermezzo’s die de complexiteit van gedrag illustreren. Het zijn twee voorbeelden die ik in de afgelopen weken (medio juni 2008) opgedaan en wat verder uitgewerkt heb.

    Intermezzo I
    (geschreven vlak voor het EK Voetbal 2008)
    Voetbal interesseert me eigenlijk geen bal. Behalve als er penalty’s genomen moeten worden om te bepalen wie de winnaar wordt. Dat is gewoon spannend. Het testosteron stijgt dan nog meer dan tijdens de wedstrijd zelf. Bij mannen althans en bij de supporters van de winnende partij…tot wel enkele tientallen procenten.
    Testosteron zorgt voor de daadkracht, adrenaline zorgt voor de actie. Teveel testosteron = te veel daadkracht = agressie. Omdat testosteron bij mannen ongeveer negen maal meer voorkomt dan bij vrouwen, is het logisch dat mannen agressiever zijn dan vrouwen. Het niveau van testosteron wordt door het lichaam bepaald, afhankelijk van de situatie. Stress doet het testosteron niveau sterk toenemen. Maak je lessen dus niet te spannend. Wel een beetje, want testosteron vergroot ook het ruimtelijk inzicht. Testosteron verbetert ook het zelfvertrouwen, het verhoogt de pijndrempel en het zorgt voor een groter gevoel voor humor.
    Er is trouwens ook een leuke ‘verklaring’ voor de populariteit van voetbal bij mannen. ‘Vroeger’ gingen de mannen (in groepen) op jacht om vlees te verzamelen. Een juiste combinatie van daadkracht en actie was daarbij onontbeerlijk evenals een goed ruimtelijk inzicht. Waarom een groter gevoel voor humor daarbij ook nodig was, weet ik helaas niet. Nu het jagen echter niet meer nodig is, blijft bij mannen nog wel de drang om ergens achter aan te hollen. Dat werd dus een bal. Dat humor bij voetbal wel een rol van betekenis speelt, blijkt wel uit een oranje auto in onze straat met de opdruk: wordt het janken of wenen?!
    Nog een boeiend fenomeen: verhuizing naar een nieuw stadion betekent een daling van zo’n 24% van het thuisvoordeel. De ploeg heeft nog geen band met het stadion en dus nog niets te verdedigen. Daardoor daalt het testosterongehalte…Is dat nu biologie of psychologie… of allebei?
    Kortom, als je de komende weken drukke jongens in de klas hebt, dan weet je wat je moet gebruiken: humor. Daar zijn ze gevoelig voor!

    Intermezzo II
    5% van ons gedrag is bewust gedrag…en omgekeerd is 95% dat dus niet. Een voorbeeld hiervan werd ons vorige week geleverd toen de ANWB bekend maakte de komende jaren nieuwe pijlen op de borden aan te gaan brengen. Ik had het me ook niet gerealiseerd, maar de pijlen boven een snelweg wijzen inderdaad nu naar beneden. Door de pijl naar boven te laten wijzen, verandert er niets aan de betekenis, maar de doorstroom is wel 10% sneller. We gaan tenslotte liever omhoog dan omlaag. Wat een compliment toch kan doen!

  • Stress in de les (3)

    Vorige aflevering schreef ik dat we reageren op prikkels (stressoren), zowel van buitenaf (omgeving), als binnenin ons lichaam (bijv. hormonen). Dan spreken we over de oorzaken van gedrag. In acute nood reageren we door de vluchten, te vechten of door te verstarren. Houdt de stress langer aan dan zullen we ons aan moeten passen. In zowel de acute als chronische stresssituaties is het goed voor een individu om te onthouden welke keuzes het gemaakt heeft en daarmee zijn we aangekomen bij de ontwikkeling van gedrag. Gedrag ontwikkelt zich middels leerprocessen en dat niet alleen in noodsituaties, maar ook in de ontwikkeling van een individu naar de volwassenheid. Leren is nodig om te overleven. Individuen die zich niet of onvoldoende aan de omgeving aanpassen, hebben minder overlevingskansen, dan die dat wel doen.

    Op welke manieren wordt er geleerd? Daarvoor hebben we een heel aantal uitdrukkingen in onze taal Tussen haakjes staat de biologische term.
    – “Wen er maar vast aan” (gewenning)
    – “Goed voorbeeld doet goed volgen, na-apen” (imitatie)
    – “Al doende leert men, met vallen en opstaan” & “ondervinding (ervaring) is de beste leermeester” (trial-and-error, gissen en missen)
    – “Oefening baart kunst” & “herhaling is de kracht van de reclame” (conditioneren)
    Verder kennen we natuurlijk de “a-ha beleving”, wat je zou kunnen vertalen met ‘inzicht’ en de uitdrukking “Van je fouten moet je leren”.
    Het zal duidelijk zijn dat wij allemaal op elk van deze manieren leren. Welke vorm gebruikt wordt, hangt van de situatie af. Het loont zeker de moeite om je als docent af te vragen welk leerproces je leerlingen laat gebruiken, zeker als je dat je leerlingen ook bewust laat worden (reflectie). Hoe prikkel je je leerlingen? In alle gevallen geldt dat leerprocessen (moeten) leiden tot een verandering in de hersenen en (daarmee) van gedrag!
    Hoe zijn leerprocessen verwerkt in de lessenserie Gedrag? Het leuke is natuurlijk dat je leerprocessen gebruikt om leerlingen wat te leren over leerprocessen.
    In de beta-didactiek (van de UU) hanteren we twee didactische theorieën: de context-concept benadering en de probleemstellende benadering. In een context heb je biologische kennis nodig om de activiteiten in die context goed uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld: om je hond goed te kunnen verzorgen, heb je kennis van het gedrag van je hond nodig. Veel leerlingen hebben een huisdier en honden zijn heel herkenbaar, dus deze context heeft voor hen betekenis. Dat motiveert. Bij honden maken we ook nog eens gebruik van hun natuurlijke gedrag: ze gaan hun neus achterna. Hulphonden worden getraind (conditioneren) als blindengeleidehond, hasjhond of om slachtoffers van een aardbeving op te sporen. Leerlingen moeten echter niet leren dat er allerlei soorten hulphonden zijn, maar dat biologen naar gedrag kijken vanuit verschillende perspectieven. Eigenlijk is de enige vraag die een gedragsbioloog stelt: waarom doet ie dat? Om leerlingen die vraag zelf te laten stellen (ze tot dat inzicht te leiden) én te laten beantwoorden, gebruiken we de probleemstellende benadering (niet te verwarren met probleemgestuurd onderwijs). Deze benadering bestaat uit drie fasen: oproepen leervraag (“waarom doet ie dat?”) en daarmee dus motivatie om te leren, het uitvoeren van (leer)activiteiten om die vraag te beantwoorden en reflectie op de betekenis van de begrippen die in de context gebruikt zijn.
    Wanneer leren leerlingen? Als de stof betekenis heeft en als ze zich bewust worden van de relevantie van begrippen, kortweg door context en reflectie. Maar dat is inderdaad wel heel kort door de bocht…

  • Begripsvorming evolutie

    Over de evolutietheorie is in het Darwinjaar veel te doen. Waar het eerst en vooral een theorie in de biologie is, wordt er soms zelfs bijna een (natuur)wet van gemaakt of kunnen oorzaak en gevolg (of functie) door elkaar worden gehaald. Een mooie definitie vond ik in het boek van Bolhuis & Verhulst (2009):
    The cause of evolution is the mutation or recombination of genes that bring about variability among individuals. Natural selection is the consequence or outcome of the fact that some individuals are more successful than others.” (p. 30)


    –>


    Bolhuis, J.J. & Verhulst, S. (2009). Tinbergen’s Legacy: Function and Mechanism
    in Behavioral Biology
    . Cambridge: Cambridge University Press.