Categorie: onderzoek

  • Angst, Autonomie & All you need

    Angst, Autonomie & All you need

    Uit voorzorg blijven we binnen en werken we thuis. Uit veiligheid schudden we geen handen en houden we afstand. Met verstand doen we dat uit liefde voor onszelf en voor elkaar. We raken er zelfs aan gewend. Aanvankelijk waren we verward en ongerust. Wat op ons afkwam, was onzichtbaar, gevaarlijk en onbekend. En dat is het nog steeds.

    De overheid doet er dan ook alles aan om ons te overtuigen dat alle maatregelen nodig zijn om het veiliger te maken. De enige reden om een maatregel te versoepelen is wanneer we zeker weten dat het veilig is. Als het virus uitdooft, dan kan ook de angst ervoor uitdoven.

    Omdat het gevaar groter is dan onszelf, gaan we het ook samen te lijf. Want samenwerken vergroot onze kans op overleven. En samen moeten we corona controleren, voordat het ons controleert. We moeten het laten uitdoven. En als we de controle hebben, dan kunnen we voorzichtig weer een stapje naar buiten zetten. Het is een natuurlijke reactie. Hoe werkt dat in ons brein?

    Angst

    Angst is een mechanisme dat ons in leven houdt in een onveilige omgeving. Dagelijks omringen ons allerlei onbekende gevaren. Onze antenne daarvoor is angst. Soms ervaren we angst als een emotie, dan weer als een vorm van druk (stress). We krijgen er buikpijn van. Onveilige omgevingen en situaties worden in ons geheugen opgeslagen. Hoe groter de impact van een onveilige situatie, hoe sterker deze in ons geheugen is verankerd. Angst dooft alleen uit als we met ons verstand zeker weten dat het veilig is [2]. Dan bekijk je bij aankomst in een hotelkamer eerst even de aangegeven vluchtroute. En dat doe je zeker als je al een keer een ontruiming hebt meegemaakt.

    In een onveilige omgeving schakelt ons brein over op vaste denkpatronen om te overleven [3]. Dat noemen we een schema of een fixed mindset. Het kost ons dan moeite om ons te verbinden met anderen in onze omgeving.

    Er zijn zes dingen waar we angst voor kunnen hebben: afwijzing, zwakte, onzekerheid, fouten, buitensluiting en onbegrip. En ja, we kunnen van alle angsten wat hebben. Daarom blijft de een binnen om de onzekerheid te lijf te gaan. Een ander vreest niet opgewassen te zijn tegen het virus. En een derde houdt afstand om niet afgewezen te worden. Want ons verstand zegt dat dit allemaal het veiligst is. Daarom heet het ook gezond verstand.

    Angst belemmert het werkgeheugen en het oppikken van nieuwe informatie. Kinderen stappen over op een fixed mindset als ouders zich te veel zorgen maken [4]. Ook wanneer je wordt bekritiseerd, bestraft of afgewezen, dan reageert je brein alsof je leven wordt bedreigd. Onze eerste neiging is daarom ook dat we ons niet in zo’n positie willen brengen. Sociale afwijzing geeft dezelfde neuronale activiteit als fysieke pijn [5]. Onderzoek toont aan dat onze hersenen onze sociale behoeften gelijk stellen aan onze overleving [6]. We willen een ander dan ook (kunnen) vertrouwen.

    Autonomie

    Mensen die voelen dat ze controle over hun leven hebben en die een doel in hun leven hebben, zijn minder gevoelig voor angststoornissen, zelfs als ze door de zwaarste tijden gaan [7]. Dat gevoel noemen we een interne locus of control. Mensen met een externe locus of control schrijven hun gedrag of resultaten toe aan oorzaken buiten zichzelf. Zij voelen zich eerder slachtoffer van een situatie en lopen een groter risico op angstige en depressieve gevoelens. Hoe hulpelozer, hoe hopelozer. Hoe minder controle iemand meent te hebben in een bedreigende situatie, des te meer stress zal dat opleveren.

    Variaties in eigenwaarde en de interne locus of control voorspellen ook de mate van de cortisolafgifte [8]. Cortisol is het hormoon dat een prominente rol speelt bij chronische stress. Een chronisch hoge cortisolspiegel zorgt voor een afname van het aantal verbindingen tussen de hersencellen in de verschillende hersengebieden. Daardoor kan de angstrespons dus minder goed onder controle worden gehouden en wordt deze dus heviger [2]. De afname van het hersenvolume als gevolg van chronische stress hangt bij jongeren samen met het niveau van zelfrespect en ervaren autonomie [8].

    Een van de drie psychologische basisbehoeften is de behoefte aan autonomie [9]. De vrijheid om zelf keuzes te mogen maken of om ergens invloed op uit te kunnen oefenen. Om controle over ons leven te hebben. Wat we onder controle hebben, is geen crisis meer. Dan zijn de risico’s beheersbaar en kunnen we ons (openbare) leven daarnaar inrichten. Want autonomie is altijd een begrensde vrijheid. Vrij van vrees bestaat per definitie bij het scheppen van een omheining.

    Hiërarchie creëert onvermijdelijk vrees, omdat je altijd iets weggeeft van je eigen autonomie. En hoeveel vertrouwen heb je dan dat je niet wordt bekritiseerd of bestraft als je je fouten toegeeft of je mening uit [10]? De voornaamste triggers voor een stressrespons zijn onrealistische deadlines, gebrek aan respect, oneerlijke behandeling, niet gehoord worden, en niet gewaardeerd worden [11, 12, 13]. Hoeveel vertrouwen hebben we dat een ander jouw behoefte aan autonomie respecteert? En hoe kunnen jouw medewerkers weten dat het veilig is?

    All you need

    Volmaakte liefde verdrijft de vrees. Veerkracht ontlenen we aan een zinvol leven, aan de mate waarin we effectief om kunnen gaan met angst, en de mate waarin we ons sociaal kunnen gedragen [14, 15, 16]. Een zinvol leven kent verschillende pijlers. Ergens bij horen is er een van. Het nastreven van een doel dat iets bijdraagt aan de samenleving is een andere pijler. Mensen die zo’n doel hebben, beschikken ook over een grotere zelfkennis. Zelfkennis blijkt daarmee een belangrijk ingrediënt voor een zinvol leven [17]. Weten wie je bent en wat je kunt.

    Om betekenisvol te kunnen zijn, is het van belang dat mensen ook het gevoel kunnen hebben een positieve bijdrage te leveren. Martela & Riekki noemen dat weldadigheid – beneficience [18]. Weldadigheid is het doen van iets goeds voor een ander. Het blijkt dat weldadigheid ook voordelig is voor je eigen welbevinden  [19] . Being good by doing good [20]. Hoe meer we ons welbevinden, hoe meer goed we kunnen doen. En hoe meer goed we doen, hoe meer we ons welbevinden. Niet alleen de beste in de wereld, maar ook het beste voor de wereld. Het leven verwacht iets van ons.

    Welbevinden kun je definiëren als de mate waarin iemand voluit functioneert [21]. Wie zo leeft, leeft vanuit een benefit mindset  [22]. Met een benefit mindset spreken we niet alleen onze eigen potentie aan, maar we zoeken deze bij te laten dragen aan het welbevinden van anderen en de samenleving als geheel. Een growth mindset bekrachtigt ontwikkeling [23]; een benefit mindset stimuleert ontwikkeling ten dienste van anderen. Mensen met een benefit mindset vragen zich af hoe ze van betekenis kunnen zijn in het leven – van anderen. Zij dragen zorg voor alle mensen op de hele planeet. Leven vanuit een benefit mindset betekent dat men niet alleen weldenkend is, maar ook weldoet. Weldaden creëren een betere wereld. Van competitie naar contributie. Je bent niet alleen zelf van betekenis, maar ook de ander krijgt betekenis voor jou. Een benefit mindset maakt het  vieren van verschillen mogelijk. Want waar een ander staat, kun jij niet zijn. Verschil moet er zijn.

    Daarom blijft de één binnen om de ander te kunnen laten zorgen. Daarom kan de één haar kleinkinderen niet op bezoek hebben, maar wel de kleinkinderen van een ander onderwijzen.

    Daarom… vul zelf maar aan.

     

    Verwijzingen

    Download artikel in pdf: Angst Autonomie & All you need

     

  • Waardering is de brandstof in het leven

    De keren dat een workshop mij werkelijk aan het werk zette, zijn zeldzaam. Dat zegt overigens niet altijd wat over de workshop; er is altijd wel iets te leren. Maar de mate waarin het geleerde direct bruikbaar is, verschilt nogal. En heel soms heb je een workshop waarin je iets leert en vervolgens weg gaat met het gevoel dat je pas aan het begin van een nieuw traject staat. Dat overkwam mij onlangs toen ik de workshop ‘Waarderend Leiderschap’ van Drives@School volgde. Ik had me al eens wat verdiept in Appreciative Inquiry (AI) of Waarderend Onderzoeken, maar mezelf nog niet de tijd gegund om het echt tot me te nemen. De uitnodiging van Drives@School kwam dan ook heel gelegen.
    Waarderend onderzoeken komt uit de de Positieve Psychologie. Nu zit positief denken, van het goede uitgaan, en optimisme best in mijn aard, maar AI heeft daar nog wel een forse dimensie aan toegevoegd. Want het goede is een vijand van het beste. En al te gauw zie je eerder wat ontbreekt, dan wat er wél is. In de woorden van Aart Brezet van Drives@school: op zoek naar het beste is zoeken naar de waarde(n), terwijl ‘goed’ aan een norm appelleert. Het beste is een hoogtepunt en met Waarderend Leiderschap worden die verhalen onderzocht die gaan over hoogtepunten in je werk. Leren van je succes in plaats van leren van je fouten.
    Overigens weet workshopleider Aart Brezet in korte tijd een hele serie uitspraken te doen die het onthouden waard zijn. Een bloemlezing:

    • Er werkt altijd iets
    • Zelfs het meest irritante gedrag komt altijd voort uit een positieve drijfveer.
    • Je doel halen door je doel los te laten en te verwoorden in je vragen.
    • Onderzoeken is beïnvloeden, is de aandacht richten.
    • Achter ieder probleem ligt een behoefte of wens. De vraag is wat je moet aanleren om te zorgen dat aan de behoefte wordt voldaan. Negeren is geen oplossing, want negeren is ook aandacht geven. Praten vanuit wensen in plaats van klachten.
    • Omdraaien van ‘niet’ naar ‘wel’, zoals van werkdruk naar werkplezier. En bij verzuim: waarom kom je wél naar je werk? steeds bezig zijn met perspectief, met die kant die je verder brengt of het meeste helpt.
    • Aannames zijn de manier waarop we de wereld begrijpelijk maken.
    • Er zit een groot verschil tussen de zin: ‘ik zie het niet; en ‘ik zie het nog niet’. De eerste sluit af, de tweede laat de ruimte.

    Aart heeft een missie om deficit denken uit het onderwijs om te buigen. En hij heeft ons daarvoor een waardevol instrument laten ervaren; want het was practice what you preach. En volgens mij was het dat ervaren wat bij mij het gevoel opriep van verlangen naar meer van deze aanpak. En dus heb ik me voorgenomen om waarderend onderzoeken in de praktijk te gaan brengen. Missie geslaagd, Aart!

  • Ik ben lui

    Over uitstelgedrag

    “Ik ben lui” zei een leerling eens tegen me als reden waarom taken niet opgepakt werden. Helaas voor haar ging die verklaring er bij mij niet in. Eerlijk gezegd heb ik nog nooit echt luie mensen leren kennen. In de meeste situaties van vermeend uitstelgedrag waren leerlingen veel energie kwijt om zich staande te houden in een stressvolle omgeving. Zo bleef er geen energie meer over om aandacht te geven aan andere taken die ook tot hun verplichtingen behoorden. “Je bent niet lui. Dat wil ik ook niet meer horen. Hooguit dat je je aandacht nodig hebt voor andere taken!”. Terzijde: ik heb overigens nóg meer moeite met docenten die een leerling lui noemen!

    Uitstelgedrag wordt ook wel met een mooi woord procrastinatie genoemd, maar het bezorgt veel mensen een ongemakkelijk gevoel. “Eigenlijk moet ik…” En echt niet alleen studenten talmen met het oppakken van de studie! Uitstelgedrag is al decennia lang onderwerp van gesprek, van onderzoek en van coaching, én van frustratie. En ondanks dat alles bestaat het nog steeds en zal het blijven bestaan. Blijkbaar heeft uitstellen alles met onze eigenheid als mens te maken. Dat maakt ook dat de stelling dat uitstelgedrag aangeleerd gedrag is discutabel is (zoals de scheiding tussen aangeleerd en aangeboren gedrag overigens een achterhaalde scheiding is).

    Procrastinatie is een keuze, zoals we elke moment van de dag keuzes maken. Een keuze die mede door het zicht op een beloning gemaakt wordt. Soms kiezen we liever voor de korte termijn beloning dan voor de lange termijn beloning. Maar ook weer niet altijd. Waarom de ene keer wel en de andere keer niet? Het antwoord ligt in de emotionele processen. Het lijkt er op dat we sterker geneigd zijn om uit te stellen als we ons onzeker of neerslachtig voelen. Een korte termijn beloning beurt ons dan eerder op dan een uitgestelde beloning. Nee, onze keuzes zijn niet altijd rationeel!

    Een klassiek en beroemd geworden onderzoek is de Kids Marshmallow Experiment, waarbij kinderen 20 minuten alleen gelaten worden met een spekje. Blijven ze er af, dan krijgen ze er nog een. Een vervolgonderzoek naar de ontwikkeling van deze kinderen toonde aan dat kinderen die konden wachten, hoger scoorden op de toelatingstest voor het wetenschappelijk onderwijs in de USA.

    [youtube id=”0mWc1Y2dpmY” responsive=”true” showinfo=”false” branding=”false” hd=”false” autoplay=”false” controls=”false” theme=”light”]

    Een interessant en recent vervolg op dit onderzoek is dat van Kidd, Palmeri & Aslin (2013). Zij onderzochten de rol van vertrouwen in relatie tot self-control. Kinderen argumenteren op basis van vertrouwen. Vertrouw ik de toezegging dat ik er nog een krijg? Zo niet, dan kun je je spekje beter nu opeten. Het blijkt dat uitstelgedrag niet alleen met het vermogen tot self-control te maken heeft, maar ook situatiegebonden is. Dat ondersteunt ook de gedachte dat uitstelgedrag meer door emotionele processen beïnvloed wordt dan dat het aangeleerd is.

    (meer…)

  • Gebiologeerd door Gedrag

    Presentatie op NIBI conferentie Nature/Nurture.

    Doelgroep: biologiedocenten.

    Download paper: Passend Onderwijs: wat leraren moeten weten van gedrag.

     

  • Passend onderwijs: wat leraren moeten weten van gedrag

    Naar een samenhangend begrippenkader voor gedrag

    Samenvattting

    Het Nederlandse onderwijs staat voor de transitie naar Passend onderwijs. Scholen moeten er voor gaan zorgen dat alle kinderen een onderwijsaanbod krijgen dat past bij hun specifieke behoeften. De toerusting en deskundigheid van leraren om passend onderwijs te geven baart echter zorgen en overbelasting van leraren in het reguliere onderwijs dreigt. Gedragsspecialisten en praktijkonderzoek bieden mogelijkheden, maar het is de vraag of de kennisontwikkeling tijdig genoeg komt. Bovendien is een eenvoudig, samenhangend begrippenkader voor gedrag niet voorhanden. In dit artikel wordt de vraag beantwoord of er een model voor passend onderwijs te formuleren is dat voor leraren te hanteren is in de onderwijspraktijk van elke dag en dat eenvoudig in de opleiding en toerusting voor docenten te gebruiken is. Gebruikmakend van een gedragsbiologische benadering wordt een samenhangend begrippenkader voor gedrag gepresenteerd dat te hanteren is voor leraren en bovendien als basis kan dienen voor alle gedragswetenschappen. Geconcludeerd wordt dat een gedragsbiologische benadering van passend onderwijs het medisch model-denken wellicht kan vermijden.

     

    Abstract

    Education in the Netherlands stands for the transition to a more inclusive system of education. This policy is called Passend Onderwijs. Schools should take care that all children receive education that suits their specific needs. However, the expertise of teachers for inclusive education is a source of concern, and an overpressure of teachers in regular education threatens. Behavior Specialists and evidence-based research for good practices offer opportunities, but the question is whether this knowledge is available early enough. In addition, a simple coherent conceptual framework for behavior is not available either. This article suggests a model for inclusive education that could easily be used for teachers in the practice of everyday teaching, and which could be used in teacher training. Using a behavioral-biology approach a coherent conceptual framework for behavior is presented for teachers that also could serve as a basis for all behavioral sciences. It is concluded that a behavioral biology approach avoids a medical model for inclusive education.

    Moolenbroek, A. van. (2013). Passend Onderwijs: wat leraren moeten weten van gedrag. Naar een samenhangend begrippenkader voor gedrag. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 52 (3-4), 142-154.

    Lees het artikel:

  • Be aware of behaviour – bewust gedrag

    Morgen, 29 juni 2012, verdedig ik mijn proefschrift aan de Universiteit Utrecht!

    Wetenschappelijke kennis neemt alleen maar toe, ook in de Biologie. Het leren en onderwijzen van Nieuwe Biologie vraagt daarom om nieuwe onderwijskundige benaderingen voor het verwerven van kennis en voor het ontwikkelen van nieuwe onderwijsleerstrategieën. Bovendien moet het vermogen om complexe systemen te begrijpen aangeleerd worden. Gedrag is een sleutelbegrip in de biologie dat gekenmerkt door een complex en dynamisch karakter. Ik onderzocht de ontwikkeling van een onderwijsleerstrategie (OLS) waarin leerlingen inzicht verwerven in de dynamische en complexe natuur van gedrag.

    Met hulp van een lessenserie over Gedrag wordt de begripsontwikkeling bij leerlingen onderzocht. De basis van de OLS is dat leerlingen de betekenis van gedragsbiologische begrippen in de context leren, de zogenaamde concept-context benadering. Deze benadering ligt aan de basis van een nieuw examenprogramma voor biologie in de bovenbouw van het havo en vwo dat in 2013 ingevoerd wordt.

    Het proefschrift beschrijft dat de OLS de begripsvorming bij leerlingen structureert, bijvoorbeeld door het gebruik van concept maps. Het blijkt dat de meeste leerlingen in staat zijn om gedragsbiologische begrippen in samenhang met elkaar te zien. Omdat meerdere contexten achter elkaar gebruikt worden, biedt de OLS mogelijkheden voor het recontextualiseren van kennis. Dat betekent dat leerlingen gedragsbiologische kennis ook en een andere context kunnen gebruiken. Uiteindelijk leren ze ‘denken als een gedragsbioloog’.

    Deze studie draagt bij aan een ontwerptheorie voor context-gebaseerd biologieonderwijs en voorziet in verdere empirische onderbouwing voor de concept-context benadering. Het laat zien dat het mogelijk is om een OLS te ontwerpen gebaseerd op een opeenvolging van realistische contexten en gericht op de begripsontwikkeling van leerlingen.

    Het proefschrift en het lesmateriaal is te vinden op www.biologyeducation.vanmoolenbroek.nl