Categorie: Onderwijs

  • Stress in de les (1)

    In een aantal artikelen wil ik wat vertellen over mijn didactisch onderzoek naar een effectieve onderwijsleerstrategie voor de gedragsbiologie in havo en vwo. Dat is een hele mond vol, maar het zou kort en krachtig weergegeven kunnen worden met bovenstaande titel. Dat gaat dus over mijn werk en mijn onderzoek. Gedragsbiologie gaat over stress en onze reactie daarop. Er is geen mens (en dier) zonder stress. Elke dag brengt ons nieuwe –onverwachte- dingen, waarop we reageren. Gedragsbiologie is dus relevant voor ons allemaal.
    Om te leren, heb je stress nodig. Niet te veel natuurlijk, maar zonder stress gaat het niet. Leerprocessen zijn daarom onderdeel van de gedragsbiologie. Alle reden dus om wat meer te weten te komen over stress in de les.
    In het voorjaar 2008 startte een tweetal biologiedocenten op het Jac P Thijsse college in Castricum met mijn lessenserie Gedragsbiologie. Dat leverde hen de nodige stress op, al zijn ze gewend om te experimenteren. (Deze docenten draaien mee in de Biologie-Ontwikkel-Scholen, waarin ze werken met het nieuwe concept examenprogramma volgens nieuwe didactische inzichten. De school heeft daarvoor ontheffing van het huidige examenprogramma gekregen van het ministerie van OCW.) Stress, omdat ze met nieuw, vreemd, materiaal gingen werken. Niet meer lesgeven over het gedrag van stekelbaarsjes, wat wij, biologen, dertig jaar gedaan hebben. Stress ook, omdat ze een onderzoeker in de klas kregen, die kritisch meekeek en ook nog eens alles op de video en audio vastlegde.
    Vier weken stress voor de onderzoeker. Van tevoren realiseer je je dat niet zo, maar toen ik de eerste week  observeren in Castricum erop had zitten, was ik versleten. Je weet vast wel, zo’n gevoel dat je hebt als de vakantie net begonnen is. Van de eerste les hing veel af, want daarin moet de belangstelling van leerlingen voor het onderwerp gewekt worden. Dat had ik wel eerst in het klein uitgetest, maar dat is wel wat anders dan een hele klas. Toen dat leek te lukken (ik moet het natuurlijk nog bewijzen vanuit mijn data), sloeg de vermoeidheid wat toe en had ik een paar avonden echt nodig om bij te tanken. In mijn geval: mail wegwerken en kleine klusjes voor school, want die ‘stress’ gaat gewoon door. Maar werken aan mijn onderzoek was er even niet bij.

    Maar ik zou het over de inhoud van de lessen hebben. De enige vraag die gedragsbiologen stellen, is: ‘waarom doet ie dat?’ Aan de hand van waarneembaar gedrag worden leerlingen bewust gemaakt van deze vraag. Deze vraag kunnen we vanuit een aantal gezichtspunten beantwoorden. Zo kun je vragen naar de oorzaak van gedrag, naar de functie van gedrag of naar de ontwikkeling van gedrag. Dit heb ik niet zelf verzonnen, maar Neerlands bekendste etholoog en Nobelprijswinnaar, Niko Tinbergen in 1963. Hij voorspelde daarnaast dat ethologie (zoals het bestuderen van gedrag in de biologie heette) en de psychologie in elkaar over zouden gaan in de gedragsbiologie; een proces wat zich inderdaad nu voltrekt en wat ook in mijn lessenserie verwerkt zit.
    In de jaren dertig van de vorige eeuw was er nog een ander geleerde, dr. Hans Selye, aan wie we het General Adaptation Syndrome te danken hebben. Hij introduceerde het woord ‘stress’ en onderscheidde twee soorten: eustress en disstress, vrij vertaald in ‘uitdaging’ en ‘overbelasting’. In het dagelijks spraakgebruik heeft stress vooral de laatste betekenis gekregen. Het was zijn verdienste dat hij aantoonde, hoe overbelasting een fysiologisch (leer van de lichaamsprocessen) verdedigingsmechanisme in werking stelt, dat bedoeld is om het organisme in staat te stellen snel en efficiënt te reageren op een plotselinge bedreiging.
    Dit mechanisme is echt heel fundamenteel en daarom heb ik het ook ingebouwd in mijn lessenserie. Stress in de les! In een volgende aflevering ga ik er verder op in.

  • Inclusief onderwijs

    Passend onderwijs is niet nieuw. In veel landen wordt dit inclusief onderwijs genoemd en in 1994 werd op een UNESCO conferentie de Salamanca Statement aangenomen, waaraan 92 landen zich conformeerden. Dit Statement wordt gezien als het belangrijkste internationale verdrag over speciaal onderwijs. De Salamanca Statement bekrachtigt de gedachte van inclusief onderwijs, dat wil zeggen dat kinderen met speciale behoeften toegang moeten kunnen hebben tot het regulier onderwijs. De redenen hiervoor zijn socio-politiek (tegengaan van discriminatie) en economisch (het is goedkoper). Tegen deze argumenten zijn bezwaren in te brengen, terwijl empirische argumenten moeilijk te geven zijn. Onderzoek naar de effectiviteit van inclusief onderwijs is moeilijk te realiseren, vanwege de complexiteit (veel verschillende stoornissen, verschillende landen en onderwijssystemen).

    Ruijs en Peetsma van de Universiteit van Amsterdam hebben een onderzoek naar de effectiviteit van inclusief onderwijs gedaan van uit de beschikbare wetenschappelijke literatuur en dit onderzoek is onlangs gepubliceerd in Educational Research Review (2009, 67-79). Zij hebben hun resultaten onderverdeeld in vier categorieën. De eerste twee gaan over het effect van inclusief onderwijs op de prestaties en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte. De andere twee gaan over het effect op prestaties van leerlingen zonder speciale onderwijsbehoefte en sociale effecten op deze leerlingen.

    Wat zijn hun conclusies?

    1.      inclusief onderwijs lijken de (taal- en reken)prestaties van leerlingen met een speciale behoefte te verbeteren, al lijkt het effect groter bij een mix van speciaal en inclusief onderwijs.

    2.      inclusief onderwijs lijkt de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen met een speciale behoefte positief te beïnvloeden, maar minder geliefd door hun klasgenoten dan leerlingen zonder speciale behoefte.

    3.      Vanwege grote verschillen in opzet van studies is het lastig om het effect van inclusief onderwijs op leerlingen zonder speciale behoefte te vergelijken. Er zijn studies die positieve effecten vinden en ook studies die neutrale of negatieve effecten beschrijven. Het lijkt er wel op dat laag-presterende leerlingen zonder speciale behoefte meer voordeel hebben bij inclusief onderwijs, dan goed presterende leerlingen.

    4.      Er is weinig literatuur bekend over het sociale effect van inclusief onderwijs op leerlingen zonder speciale behoefte. Inclusief onderwijs lijkt de acceptatie wel te vergroten.

    Beschouwing van de beschikbare literatuur laat neutrale tot positieve effecten zien van inclusief onderwijs. Uiteindelijk concluderen Ruijs en Peetsma dat ondanks alle mitsen en maren de internationale trend naar inclusief onderwijs gerechtvaardigd lijkt en dat de opzet van inclusief onderwijs wel nauwlettend gevolgd moet worden: “there may be differential effects for different groups of children and differential effects of different inclusion practices”.

    Ruijs, N.M. & Peetsma, T.T.D. (2009). Effects of inclusion on students with and without special educational needs reviewed. Educational Research Review 4 (2009), 67-79.

  • Boeiend onderwijs

    John Taylor Gatto – State Controlled Consciousness

    Op school word je dom – John Taylor Gatto in Nederland

  • Bloemen zijn rood

    Bloemen zijn rood

    ’n Jungske ging vur ’t uurst naor school, hij kreeg ’n vel papier en krijt
    en hij kleurde en kleurde ’t hul vel vol, want kleure, da vond-ie fijn.
    Mer de juffrouw zei “Wat doe je daar, jongeman ?”
    “Ik teken bluumkes, juffrouw”
    Ze zei “We doen hier niet aan kunst, jongeman,
    bloemen zijn rood en de lucht is blauw.
    Je zult er rekening mee moeten houden; je bent hier niet alleen.
    Als alle kinderen ‘ns deden zoals jij, waar moest dat dan toch heen, ik zeg je:

    Refrein:
    “Bloemen zijn rood, jongeman, blaadjes zijn groen.
    ’t Heeft geen enk’le zin om ’t anders te zien,
    dus waarom zou je ’t dan nog anders doen.”

    Mer ’t jungske zei:
    “Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleure bloeme,
    zoveul kleure blaadjes, zoveul kleuren, overal,
    zoveul kleure zijn nie op te noeme mer ik zie ze allemaol”.

    Mer de juffrouw zei “Je bent ondeugend, jongeman
    je kliedert en je Nederlands is slecht.
    Ik weet zeker dat je ’t alletwee veel beter kan, ik wil dat je herhaalt wat ik zeg:
    (Refrein)

    Mer ’t jungske zei:
    “Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleure bloeme,
    zoveul kleure blaadjes, zoveul kleuren overal,
    zoveul kleure zijn nie op te noeme mer ik zie ze alemaol”.

    Mer de juffrouw zei: “Dit duurt me nou te lang,
    je moet maar weten hoe ’t hoort”
    en ze zette ’t jungske op de gang (“Voor je bestwil” enzovoort).
    Mer hij werd bang, zo na ‘nen tijd klopte zachtjes aan de deur.
    En hij zei “Juffrouw, ik heb wel spijt” en hij kreeg ’n kleur toen-ie zei:

    Refrein:
    “Bloemen zijn rood, blaadjes zijn groen,
    ’t heeft geen enk’le zin om ’t anders te zien
    dus waarom zou ik ’t anders doen”.

    Mer d’n tijd ging dur, gao altijd dur en hij ging naor de tweede klas
    en de juffrouw was hul anders dan die daorvur, ze was nieuw, ze was er pas.
    En ze lachte vriendelijk toen ze zei “tekenen doe je voor je lol,
    je krijgt genoeg papier en krijt van mij, teken maar je hele vel vol.”
    Mer ’t jungske tekende bloeme, gruun en rood, en in de rij,
    en toen de juffrouw vroeg waorum kreeg-ie weer ’n kleur, en-ie zei:
    (Refrein)

    (“Flowers are red”, Harry Chapin. Ned. tekst Gerard van Maasakkers)

Chat openen
Hallo 👋
Kunnen we je helpen?