Categorie: Inspiratie
Zwart-Wit
Toen wij klein waren kochten mijn zusjes en ik ‘Zwart-Wit’. Dat is de makkelijke naam voor Salmiakpoeder dat als snoepgoed werd verkocht. Met een natte vinger in het zakje en dan in je mond. De eerste lik was natuurlijk het sterkst. Maar daarna raakten je smaakpapillen er aan gewend.
Zwart-Wit in één zakje. Integratie in ultieme vorm!
Net een paar maanden als rector op een voor mij nieuwe school heb ik de eerste smaak te pakken van Zwart-Wit. In Nederland wordt een school ‘zwart’ genoemd als 60% van de leerlingen van allochtone afkomst is. Een school in een grote stad als Den Haag, in een moderne Vinex wijk als het Wateringse Veld zou zo maar aan deze definitie van een zwarte school kunnenvoldoen. Ware het niet dat wij dat niet willen weten. Zwart-Wit is namelijk nooit zo zwart-wit als het lijkt, waardoor de definitie ‘zwarte school’ een onjuiste simplificatie is.
Een van onze docenten belde met de tweede corrector over het examenwerk van haar leerlingen. De tweede corrector opende met te zeggen dat hij de examennummers van de kandidaten zou noemen. Veel namen kon hij namelijk niet uitspreken. Daarop antwoordde onze collega dat ze graag over een half uurtje terug zou bellen, zodat hij even de tijd zou hebben om de namen te oefenen. Want haar leerlingen zijn geen nummers. Kijk, dat is het eerste basisprincipe in de school: geen nummers, maar namen. In al hun klankkleuren. Geen percentages, maar personen. Ja, daar zijn we wel zwart-wit in.
Dat vlakt culturele verschillen overigens niet uit. Ik denk aan een gesprek dat we hadden met de ouders van een brugklasleerling. De kennismaking met de nieuwe klas was tegengevallen. Als we geweten hadden dat er zóveel allochtone kinderen in de klas zaten, dan hadden we een andere school gekozen. Kan ons kind misschien naar een andere klas? Dus wij uitleggen dat … en hoe… En dat werd wel begrepen, maar de bezorgdheid werd niet minder. Toen kwam de echte zorg: wij zijn bang dat ons kind buiten de groep komt te staan, of zelfs gepest wordt, vanwege onze gezinssituatie. Wij weten hoe andere culturen denken over homoseksualiteit. Zwart-Wit kreeg ter plekke alle kleuren van de regenboog.
En dat is het tweede basisprincipe in een school: iedereen wil bij de groep horen. Bij de gemeenschap. Dat principe werkt alle kanten op: tussen culturen en binnen culturen. Ik kan daarom die Amsterdamse zwarte basisscholen wel waarderen die actie voerden om meer ‘witte kinderen’ op hun school te krijgen. Is dit wit genoeg?! Hun ouders willen graag dat hun kinderen op school leren hoe ze in de samenleving kunnen integreren. Want een ouder wil graag dat het goed gaat met zijn kind.
Ik zie dat als een grote verantwoordelijkheid van de schoolgemeenschap: er bij horen en er in passen. Daarover mag geen grijs gebied bestaan. Want door ‘de ander’ in welke kleur dan ook, krijg je de kans om zelf te zijn. Hoe eerder en scherper volwassenen in een schoolgemeenschap dát onderkennen, hoe beter! Het maakt ook onszelf, als docent, als onderwijsassistent, als administratief medewerker, als rector, meer mens als we de mensen om ons heen leren zien als een kleurrijke eenheid.
Zwart-Wit. Door elkaar gemengd wordt het een grijze massa. En vijftig tinten grijs kunnen weliswaar opwindend zijn, het blijft zwart-wit. Hoewel, salmiakpoeder in kristallijne vorm is Wit van kleur. En wit, zo heb ik geleerd, bevat alle kleuren van de regenboog!
Bloemen zijn rood
Bloemen zijn rood
’n Jungske ging vur ’t uurst naor school, hij kreeg ’n vel papier en krijt
en hij kleurde en kleurde ’t hul vel vol, want kleure, da vond-ie fijn.
Mer de juffrouw zei “Wat doe je daar, jongeman ?”
“Ik teken bluumkes, juffrouw”
Ze zei “We doen hier niet aan kunst, jongeman,
bloemen zijn rood en de lucht is blauw.
Je zult er rekening mee moeten houden; je bent hier niet alleen.
Als alle kinderen ‘ns deden zoals jij, waar moest dat dan toch heen, ik zeg je:Refrein:
“Bloemen zijn rood, jongeman, blaadjes zijn groen.
’t Heeft geen enk’le zin om ’t anders te zien,
dus waarom zou je ’t dan nog anders doen.”Mer ’t jungske zei:
“Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleure bloeme,
zoveul kleure blaadjes, zoveul kleuren, overal,
zoveul kleure zijn nie op te noeme mer ik zie ze allemaol”.Mer de juffrouw zei “Je bent ondeugend, jongeman
je kliedert en je Nederlands is slecht.
Ik weet zeker dat je ’t alletwee veel beter kan, ik wil dat je herhaalt wat ik zeg:
(Refrein)Mer ’t jungske zei:
“Ja mer juffrouw, d’r zijn zoveul kleure bloeme,
zoveul kleure blaadjes, zoveul kleuren overal,
zoveul kleure zijn nie op te noeme mer ik zie ze alemaol”.Mer de juffrouw zei: “Dit duurt me nou te lang,
je moet maar weten hoe ’t hoort”
en ze zette ’t jungske op de gang (“Voor je bestwil” enzovoort).
Mer hij werd bang, zo na ‘nen tijd klopte zachtjes aan de deur.
En hij zei “Juffrouw, ik heb wel spijt” en hij kreeg ’n kleur toen-ie zei:Refrein:
“Bloemen zijn rood, blaadjes zijn groen,
’t heeft geen enk’le zin om ’t anders te zien
dus waarom zou ik ’t anders doen”.Mer d’n tijd ging dur, gao altijd dur en hij ging naor de tweede klas
en de juffrouw was hul anders dan die daorvur, ze was nieuw, ze was er pas.
En ze lachte vriendelijk toen ze zei “tekenen doe je voor je lol,
je krijgt genoeg papier en krijt van mij, teken maar je hele vel vol.”
Mer ’t jungske tekende bloeme, gruun en rood, en in de rij,
en toen de juffrouw vroeg waorum kreeg-ie weer ’n kleur, en-ie zei:
(Refrein)(“Flowers are red”, Harry Chapin. Ned. tekst Gerard van Maasakkers)