De weerhouder

Het Romeinse Rijk komt ten einde als de Messias komt. De Thessalonicensen vroegen zich af wanneer dat zou zijn. Paulus zegt dan:

Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is. (2. Thess. 2:3).

De dag van de Messias komt als aan twee voorwaarden is voldaan: afval en de mens van de wetteloosheid. Afval wil zeggen: afwijken van wat vaststaat[1]. Paulus wordt ervan beschuldigd dat hij mensen leert van Mozes af te vallen[2]. Eerst komt de geloofsafval. Niet van buitenaf, maar van binnenuit. Afval van wat is overgeleverd door Mozes, de profeten en apostelen. Het tweede wat aan de komst vooraf gaat, is het zichtbaar worden van de mens van de wetteloosheid. Deze mens lijkt een persoon te zijn, maar kan ook verstaan worden als een reeks van personen. Zoals we spreken over ‘de paus’ of ‘de keizer van Rome’. Deze mens van de wetteloosheid is ook de zoon van het verderf. Dat is hij, die voor het bederf is overgegeven door Gods rechtvaardig oordeel[3]; zoals ook de farao eerst zelf zijn eigen hart verhardde en daarna daaraan door God werd overgeven. Ook Judas wordt ten voorbeeld gesteld[4]. Jeshua bidt:

Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt. (Joh. 17:12, zie ook vers 10).

Ook hier spreekt Jeshua over Judas. Het laat de verradelijke aard van de mens van de wetteloosheid zien. Deze mens moet geopenbaard worden, zichtbaar worden. Dat was in de tijd van Paulus dus nog niet het geval.

… de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. (2 Thess. 2:4).

De mens van de wetteloosheid is de tegenstander. Hij verheft zich boven God. Hij doet zichzelf voor als God. Ieder die zich boven God verheft, moet wel Zijn tegenstander zijn. Grootspraak en aanmatigend optreden zijn kenmerken van deze tegenstander. Dan doet zich vanzelfsprekend de vraag voor over welke tempel het gaat. In Jeruzalem stond nog steeds de tempel[5]. Uit de geschiedenis weten we echter dat het deze tempel niet is geweest. Die tempel is verwoest. Moet er een nieuwe tempel gebouwd worden waarin deze tegenstander plaats kan nemen? Dat kan. Maar laten we dichter bij de woorden van Paulus blijven. In het Nieuwe Testament worden de kinderen van God Zijn tempel genoemd. Paulus zegt:

Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u. (1 Kor. 3:16-17).

De tempel die Paulus noemt is de gemeente. Samengevat is de wetteloze mens een type mens, dat zich niet houdt aan de wet van God -normloos, met een verraderlijke aard en de intentie om als God te zijn, aanmatigend in zijn optreden en met een grote mond[6]. En juist deze tegenstander blijkt zich te nestelen in de gemeente. Hij heeft zich daarin verborgen.

En u weet wat hem nu weerhoudt,

opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt.

Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam.

Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt,

totdat hij uit het midden verdwenen is. (2 Thess. 2:6-7).

Deze verzen hebben de volgende structuur:

Weten

Wat, Wanneer (vanaf)

Waarom

Wie, Wanneer (tot aan)

De tegenstander wordt zichtbaar als zijn eigen tijdperk (kairos) aanbreekt. Dat tijdperk breekt aan als de weerhouder uit het midden verdwenen is. De ‘weerhouder’ blijkt zowel een macht als een persoon te zijn. Er is ‘iets’ dat de tegenstander weerhoudt om zich te vertonen. Dat ‘iets’ was Paulus en de gemeente bekend. Het is een weerhoudende macht. Wie waren de machthebbers in die tijd? Dat waren de Romeinen. Het Romeinse Rijk was de wereldmacht. Ook Paulus kende de TeNaCh en dus ook de profetie van Daniel over het statenbeeld. In de tijd van Paulus was het Romeinse rijk nog in volle glorie. De tegenstander hoefde niet eerder te komen, want hij werkte al in het verborgene.

Wat is deze wetteloosheid die in het verborgen werkt? Laten we de enkele Schriftgegevens bekijken. Jeshua waarschuwt voor diegenen die in Zijn Naam grote dingen gedaan hebben, maar niet de wil van de Vader doen. Hij benoemt hen als ‘u, die de wetteloosheid werkt.’ Wetteloosheid is het niet-doen van de wil van de Vader[7]. Tegen de geestelijke leidslieden in Zijn dagen zegt Hij dat zij van buiten wel rechtvaardig voor de mensen lijken, maar van binnen vol huichelarij en wetteloosheid[8]. Wettisch en daarom wetteloos. En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen[9]. De geest van deze tegenstander is de geest van deze wereld, de geest van de antichrist.

Wie is de persoon die weerhoudt? Dat is de Romeinse keizer. Alleen kon Paulus dat niet rechtstreeks in zijn brief schrijven. We moeten deze uitspraak daarom ook lezen in deze context[10].

En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem [de wetteloze] verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst; (2. Thess. 2:8).

De wetteloze krijgt een gezicht. Als de weerhouder is verdwenen, dan zal hij zichtbaar worden. Maar met de komst de wetteloze, wordt ook zijn ondergang voorzegd. De wetteloze is daarom in de eerste plaats een macht die over verschillende personen in de tijd zichtbaar wordt.

En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar hij die de wil van God doet blijft in eeuwigheid. Jonge kinderen, het is een laatste uur, en zoals gij hebt gehoord dat een antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen opgestaan; daaruit weten wij dat het een laatste uur is. (1 Joh. 2:17-18).

Uiteindelijk, in het laatste uur, zal de antichristelijke macht ook in eigen persoon verschijnen.

hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. (2 Thess. 2:9-10).

Ook de tegenstander kent een paroussia, een komst. Alleen op een heel andere wijze dan de gezegende komst van de Messias. Hij stopt zijn energie in kracht, tekenen, wonderen, leugens, misleiding. Daarmee worden anderen misleid om ongerechtigheid te doen. Dat zijn zij die de waarheid niet liefhebben en zichzelf buiten het Koninkrijk sluiten. Zij hebben de waarheid niet aangenomen om zalig te worden. Van hun verlorenheid kunnen ze niet de tegenstander de schuld geven. Zíj hebben zich verzet tegen Zijn liefde.

Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken. (Tit. 2:14).


[1] Gr: Apostasia, Apo=scheiden van, weggaan; Stasia komt van staan. Afwijken van de leer, van wat vaststaat.

[2] Hand. 21:21.

[3] Rom. 9:22.

[4] Hand 1:16.

[5] 1 Thessalonicenzen werd ongeveer rond het jaar 50 geschreven. De tweede brief kort daarna.

[6] Principes, aard, intentie, gedrag

[7] Matth. 7:23.

[8] Matth. 23:28.

[9] Matth. 24:12.

[10] De uitleg wordt ook bevestigd door de schrijvers van de vroege kerk, zoals Tertulianus en Irineus.