De getuigen

Elijah en Mozes zijn beiden betrokken bij de komst van de Messias. Mozes is de vertegenwoordiger van de Thorah. Elijah is de vertegenwoordiger van de Profeten. De overlevering verwacht twee profeten bij de komst van de Messias. Eén daarvan is Elijah, de andere is zoals Mozes. Geen wonder dat de discipelen op de berg van de verheerlijking direct begrepen dat de mannen bij Jeshua Elijah en Mozes waren.

Bij iedere stap op weg naar de verlossing zijn getuigen aanwezig. Tot en met de dood van Jeshua zijn dat aardse getuigen. Daarna zijn het getuigen uit de hemel.

  • Jozef en Elizabeth zijn getuigen van de aankondiging van de geboorte bij Maria.
  • Bij de geboorte waren dat de herders en de wijzen uit het Oosten.
  • Bij de voorstelling in de tempel zien we Simeon en Anna.
  • Bij het kruis getuigen een moordenaar en een Romeinse hoofdman. “Waarlijk, Deze is Gods Zoon.”
  • Getuigen bij Zijn dood en begrafenis zijn een rijke man en de vrouwen.
  • Er zijn drie hemelse getuigen en drie aardse op de berg van de verheerlijking. En omdat de strijd op aarde nog niet is gestreden, mogen de aardse getuigen nog niets zeggen over het hemelse gezicht dat zij hadden.

9 En toen zij van de berg afdaalden, gebood Hij hun dat zij niemand vertellen zouden wat zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan. 10 En zij hielden dit woord vast en stelden onder elkaar de vraag wat dat was, uit de doden opstaan. (Markus 9).

De verzen 9 en 10 zijn een spiegel van vers 1. In het eerste vers zegt Jezus tegen Zijn discipelen dat sommigen de dood niet zullen proeven totdat zij gezien hebben dat het Koninkrijk met kracht is gekomen. Dat betekent dat het Koninkrijk met kracht komt als de Messias uit de doden opstaat. Met Zijn opstanding bewijst Jeshua met kracht dat Hij de Zoon van God is[1]. Ook de uitstorting van de Heilige Geest gebeurde met kracht[2]. Is dat niet de Geest en de kracht van Elijah? Hij wekte immers door de kracht Gods de dode zoon van de weduwe tot leven?!

11 En zij vroegen Hem: Waarom zeggen de Schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?

12 En Hij antwoordde hun: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen; en het zal geschieden zoals geschreven is over de Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden. 13 Maar Ik zeg u dat Elia ook gekomen is en ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat. (Markus 9).

De discipelen op de berg koppelen het herstel van alle dingen aan de opstanding van de Zoon des mensen. Zij kregen een blik in de hemelse werkelijkheid en niet zozeer in de toekomst. Jeshua, Moshe en Elijah spreken ook over de hedendaagse tijd: de uitgang naar Jeruzalem.

Elijah is de profeet van de ballingschap, van het lijden en van de verlossing. Daarom spotten de omstanders bij de kruisiging van Jeshua. Hij riep uit: Eli, Eli, lama sabachtani. En men zei: “Hij roept Elijah. Laten we zien of Elijah komt om hem te verlossen.”[3]

De evangelist Lukas beschrijft hoe twee mannen in blinkende kleding bij het lege graf verschijnen[4]. Zij roepen de woorden van Jeshua in herinnering, namelijk dat Hij gezegd heeft dat de Zoon des mensen overgeleverd moest worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden. En dat Hij op de derde dag zou opstaan. Eveneens staan er twee mannen in witte kleding naast de discipelen nadat hun Meester is opgevaren[5]. Zowel bij de opstanding als bij de hemelvaart ontmoeten we twee hemelse getuigen.

Nog één keer komen we twee hemelse getuigen in het laatste Bijbelboek tegen. Zij dragen echter rouwkleding en geen witte kleding.

1. En mij werd een meetlat gegeven, die op een staf leek. En de engel was erbij komen staan en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden.

2. Maar laat de buitenste voorhof van de tempel erbuiten en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. En zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang.

3. En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren.

4. Zij zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars, die voor de God van de aarde staan.

5. En als iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en dat verslindt hun vijanden. En als iemand hun schade wil toebrengen, moet hij op dezelfde manier gedood worden.

6. Zij hebben macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen zal vallen in de dagen dat zij profeteren. En zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen.

7. En wanneer zij hun getuigenis volbracht hebben, zal het beest dat uit de afgrond opkomt, oorlog met hen voeren en het zal hen overwinnen en hen doden.

8. En hun dode lichamen zullen liggen op de straat van de grote stad, die in geestelijke zin genoemd wordt Sodom en Egypte, waar ook onze Heere werd gekruisigd.

9. En de mensen uit de volken, stammen, talen en naties zullen hun dode lichamen drieënhalve dag zien, en zullen niet toelaten dat hun dode lichamen in het graf gelegd worden.

10. En zij die op de aarde wonen, zullen zich over hen verblijden, en zullen feest gaan vieren en elkaar geschenken sturen, omdat deze twee profeten hen die op de aarde wonen, zo gekweld hadden.

11. En na die drieënhalve dag kwam er een levensgeest uit God in hen en zij gingen op hun voeten staan. En grote vrees overviel hen die hen zagen.

12. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tegen hen zeggen: Kom hier omhoog. En zij gingen omhoog naar de hemel, in de wolk, en hun vijanden keken hen na.

13. En op datzelfde uur vond er een grote aardbeving plaats, en het tiende deel van de stad stortte in. En bij die aardbeving werden zevenduizend met name bekende personen gedood. En de overigen werden zeer bevreesd, en gaven eer aan de God van de hemel.

14. Het tweede wee is voorbijgegaan. Zie, het derde wee komt spoedig. (Openbaring 11:1-14)

Deze perikoop heeft de vorm van een chiasme.

De apostel Johannes krijgt een meetlat om de tempel, het altaar, en degenen die daarin aanbidden, te meten. Er staat niet bij waarom hij die opdracht krijgt, maar we hebben gezien dat Elijah zich uitstrekt over de jongen. Dat is het meten. Hij maakt ruimte. Johannes doet dat met een meetlat die op een staf lijkt, zoals Mozes’ staf een symbool van Gods autoriteit was. De buitenste voorhof – de voorhof der heidenen, hoeft niet te worden gemeten. De heidenen zullen de heilige stad vertrappen tweeënveertig maanden lang (B-B’). Voor de aanbidders in de tempel moet ruimte worden gemaakt naar de maat van de Eeuwige. De heidenen hebben zelf hun ruimte al genomen met de inname van de heilige stad.

Wie zijn deze twee getuigen? Hun namen worden niet genoemd, maar wel hun doel en hun daden. Zij zijn twee olijfbomen en de twee kandelaars die voor God op de aarde staan. Dit is een verwijzing naar de profetie van Zacharia[6]. Het is een beeld van de Geest van God. Hun getuigenis volgt op het boekje dat Johannes op moet eten. Dat boekje is het Woord van de profetie[7]. Het boekje en de getuigen duiden op Woord en Geest. In het chiasme staat de olijfbomen en de kandelaars tegenover de levensgeest die terugkeert (D-D’). Hun daden zijn de daden van Elijah en van Mozes. Uit hun mond gaat een vuur om vijanden te verslinden (Elijah). Zij hebben de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt (Elijah). Zij hebben de macht om water in bloed te veranderen en om de aarde met plagen te treffen (Mozes). Ook in Egypte waren twee getuigen: Mozes en Aäron. Aäron was de mond – de profeet van Mozes. En Mozes is de wetgever. Hij is de man van de Thorah. Zowel Mozes als Elijah ontmoeten de Eeuwige op de top van de berg[8]. Daarbij vasten zij veertig dagen. Dat wordt verder alleen van Jeshua gezegd. Ook hun beider vertrek uit deze wereld is opmerkelijk. Mozes wist zijn sterfdag en Elijah de dag waarop hij ten hemel zou varen. Waarom werd het gevochten om het lichaam van Mozes?[9] Was het omdat zijn werk er nog niet op zat? En waarom steeg Elijah met lichaam en al naar de hemel. Was het om dezelfde reden? We kunnen wel stellen dat deze twee getuigen naar Mozes en Elijah verwijzen. Twee getuigen, die toch één zijn. Als hun getuigenis is volbracht, worden de getuigen gedood door het beest uit de afgrond.

De grote stad staat geestelijk gelijk aan Sodom en Egypte en aan de plaats waar onze Heer werd gekruisigd (vers 8). Hier kan niet anders dan Jeruzalem worden bedoeld. De grote stad wordt echter niet met name genoemd. De wezenlijke betekenis ligt daarom in het feit van de kruisiging. Dat was een daad waar ‘de grote stad’ verantwoordelijk voor was. En dan komen we bij Rome uit. In het chiasme staat de grote stad parallel aan de afgrond. Het maakt duidelijk dat er geestelijke overeenkomsten liggen tussen geografische plaatsen. De vorm kan verschillen, maar het wezen is hetzelfde.

En de mensen vieren feest over hun dood, omdat zij de mensen hebben gekweld. Groot is daarom ook de schrik als een levensgeest van God de twee getuigen weer levend maakt. Zij worden teruggeroepen naar de hemel. Heel precies staat weer de tijdsduur vermeld: na 3½ dag.


[1] Rom. 1:4.

[2] Hand. 1:8.

[3] Matth. 27:47-49; Mark. 15:35-36.

[4] Mattheus en Markus spreken over één man. Johannes noemt ook twee mannen in witte kleding.

[5] Hand. 1:10.

[6] Zach. 4:11-14.

[7] Er zal geen tijd meer zijn en als de zevende engel de bazuin blaast, dan zal ook de verborgenheid worden geopenbaard. Namelijk dat alle koninkrijken van de aarde geworden zijn van de Messias, de Koning van de wereld. (Openb. 10:6-7). Het boekje smaakt zoet in de mond en is bitter in de buik. Net als de profeet Ezechiël die de boekrol moest eten (Ezech. 3). De woorden van die boekrol moesten worden gesproken tegen het Huis van Israël.

[8] Ex. 34:28, 1 Kon. 19:1-8.

[9] Judas 1:9.

De weerhouder

Het Romeinse Rijk komt ten einde als de Messias komt. De Thessalonicensen vroegen zich af wanneer dat zou zijn. Paulus zegt dan:

Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is. (2. Thess. 2:3).

De dag van de Messias komt als aan twee voorwaarden is voldaan: afval en de mens van de wetteloosheid. Afval wil zeggen: afwijken van wat vaststaat[1]. Paulus wordt ervan beschuldigd dat hij mensen leert van Mozes af te vallen[2]. Eerst komt de geloofsafval. Niet van buitenaf, maar van binnenuit. Afval van wat is overgeleverd door Mozes, de profeten en apostelen. Het tweede wat aan de komst vooraf gaat, is het zichtbaar worden van de mens van de wetteloosheid. Deze mens lijkt een persoon te zijn, maar kan ook verstaan worden als een reeks van personen. Zoals we spreken over ‘de paus’ of ‘de keizer van Rome’. Deze mens van de wetteloosheid is ook de zoon van het verderf. Dat is hij, die voor het bederf is overgegeven door Gods rechtvaardig oordeel[3]; zoals ook de farao eerst zelf zijn eigen hart verhardde en daarna daaraan door God werd overgeven. Ook Judas wordt ten voorbeeld gesteld[4]. Jeshua bidt:

Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt. (Joh. 17:12, zie ook vers 10).

Ook hier spreekt Jeshua over Judas. Het laat de verradelijke aard van de mens van de wetteloosheid zien. Deze mens moet geopenbaard worden, zichtbaar worden. Dat was in de tijd van Paulus dus nog niet het geval.

… de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. (2 Thess. 2:4).

De mens van de wetteloosheid is de tegenstander. Hij verheft zich boven God. Hij doet zichzelf voor als God. Ieder die zich boven God verheft, moet wel Zijn tegenstander zijn. Grootspraak en aanmatigend optreden zijn kenmerken van deze tegenstander. Dan doet zich vanzelfsprekend de vraag voor over welke tempel het gaat. In Jeruzalem stond nog steeds de tempel[5]. Uit de geschiedenis weten we echter dat het deze tempel niet is geweest. Die tempel is verwoest. Moet er een nieuwe tempel gebouwd worden waarin deze tegenstander plaats kan nemen? Dat kan. Maar laten we dichter bij de woorden van Paulus blijven. In het Nieuwe Testament worden de kinderen van God Zijn tempel genoemd. Paulus zegt:

Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u. (1 Kor. 3:16-17).

De tempel die Paulus noemt is de gemeente. Samengevat is de wetteloze mens een type mens, dat zich niet houdt aan de wet van God -normloos, met een verraderlijke aard en de intentie om als God te zijn, aanmatigend in zijn optreden en met een grote mond[6]. En juist deze tegenstander blijkt zich te nestelen in de gemeente. Hij heeft zich daarin verborgen.

En u weet wat hem nu weerhoudt,

opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt.

Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam.

Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt,

totdat hij uit het midden verdwenen is. (2 Thess. 2:6-7).

Deze verzen hebben de volgende structuur:

Weten

Wat, Wanneer (vanaf)

Waarom

Wie, Wanneer (tot aan)

De tegenstander wordt zichtbaar als zijn eigen tijdperk (kairos) aanbreekt. Dat tijdperk breekt aan als de weerhouder uit het midden verdwenen is. De ‘weerhouder’ blijkt zowel een macht als een persoon te zijn. Er is ‘iets’ dat de tegenstander weerhoudt om zich te vertonen. Dat ‘iets’ was Paulus en de gemeente bekend. Het is een weerhoudende macht. Wie waren de machthebbers in die tijd? Dat waren de Romeinen. Het Romeinse Rijk was de wereldmacht. Ook Paulus kende de TeNaCh en dus ook de profetie van Daniel over het statenbeeld. In de tijd van Paulus was het Romeinse rijk nog in volle glorie. De tegenstander hoefde niet eerder te komen, want hij werkte al in het verborgene.

Wat is deze wetteloosheid die in het verborgen werkt? Laten we de enkele Schriftgegevens bekijken. Jeshua waarschuwt voor diegenen die in Zijn Naam grote dingen gedaan hebben, maar niet de wil van de Vader doen. Hij benoemt hen als ‘u, die de wetteloosheid werkt.’ Wetteloosheid is het niet-doen van de wil van de Vader[7]. Tegen de geestelijke leidslieden in Zijn dagen zegt Hij dat zij van buiten wel rechtvaardig voor de mensen lijken, maar van binnen vol huichelarij en wetteloosheid[8]. Wettisch en daarom wetteloos. En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen[9]. De geest van deze tegenstander is de geest van deze wereld, de geest van de antichrist.

Wie is de persoon die weerhoudt? Dat is de Romeinse keizer. Alleen kon Paulus dat niet rechtstreeks in zijn brief schrijven. We moeten deze uitspraak daarom ook lezen in deze context[10].

En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem [de wetteloze] verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst; (2. Thess. 2:8).

De wetteloze krijgt een gezicht. Als de weerhouder is verdwenen, dan zal hij zichtbaar worden. Maar met de komst de wetteloze, wordt ook zijn ondergang voorzegd. De wetteloze is daarom in de eerste plaats een macht die over verschillende personen in de tijd zichtbaar wordt.

En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar hij die de wil van God doet blijft in eeuwigheid. Jonge kinderen, het is een laatste uur, en zoals gij hebt gehoord dat een antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen opgestaan; daaruit weten wij dat het een laatste uur is. (1 Joh. 2:17-18).

Uiteindelijk, in het laatste uur, zal de antichristelijke macht ook in eigen persoon verschijnen.

hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. (2 Thess. 2:9-10).

Ook de tegenstander kent een paroussia, een komst. Alleen op een heel andere wijze dan de gezegende komst van de Messias. Hij stopt zijn energie in kracht, tekenen, wonderen, leugens, misleiding. Daarmee worden anderen misleid om ongerechtigheid te doen. Dat zijn zij die de waarheid niet liefhebben en zichzelf buiten het Koninkrijk sluiten. Zij hebben de waarheid niet aangenomen om zalig te worden. Van hun verlorenheid kunnen ze niet de tegenstander de schuld geven. Zíj hebben zich verzet tegen Zijn liefde.

Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken. (Tit. 2:14).


[1] Gr: Apostasia, Apo=scheiden van, weggaan; Stasia komt van staan. Afwijken van de leer, van wat vaststaat.

[2] Hand. 21:21.

[3] Rom. 9:22.

[4] Hand 1:16.

[5] 1 Thessalonicenzen werd ongeveer rond het jaar 50 geschreven. De tweede brief kort daarna.

[6] Principes, aard, intentie, gedrag

[7] Matth. 7:23.

[8] Matth. 23:28.

[9] Matth. 24:12.

[10] De uitleg wordt ook bevestigd door de schrijvers van de vroege kerk, zoals Tertulianus en Irineus.

Van alles is een tijd (2)

3. Schemertijden

Wie de tijden kan duiden, kan vervolgens bedenken wat er moet worden gedaan. Dat we bijzondere tijden leven, zal niemand betwisten. Onze tijd kenmerkt zich door een diepgaande onderbreking en ontregeling. De enorme klap die de wereldeconomie krijgt, zal heel lang nadreunen. Hoe houden we overzicht?

In twee delen beschrijf ik enkele perspectieven die zichtt geven op de tijd en het verloop van de geschiedenis. In het eerste artikel komen drie seculiere perspectieven aan bod. In dit tweede deel beschrijf ik het patroon van de schemertijden in de heilsgeschiedenis.

schemertijden in een millenium

Patronen in de tijd kunnen we ook vanuit Bijbels perspectief bezien. Patronen zijn dan niet cyclisch, maar herhalend. Het eerste Bijbelse patroon dat ik bespreek is dat van de schemertijd. Tijd is meer dan chronologie. Tijd is altijd gekoppeld aan handelen. Er staan in de Bijbel geen jaartallen, maar tijd is gerelateerd aan leeftijden van mensen, aan tijdsintervallen tussen twee gebeurtenissen of handelingen, aan een regeerperiode of aan de natuur. Mozes leert ons zó onze dagen te tellen om een wijs hart te bekomen (Psalm 90). Bij God zijn duizend jaar als de dag van gisteren, of als een nachtwake. Een mensenleven daarentegen is 70 of 80 (de dubbele 40) jaar. Op zijn hoogst haalt men de volle 120 jaar (3×40). Het is de absolute maat voor het leven van de mens op de aarde van na de zondvloed. Dan heb je een vervuld (niet voltooid!) leven. Zoals de Joodse wens luidt: ‘tot 120 jaar’. M0zes is de enige die deze maat heeft bereikt. Zeventig staat in de Bijbel voor de alles omvattende veelvuldigheid van het menselijke. Zover het oog reikt (de letter ayin betekent ‘oog’ en telt de 70). De 40 is gekoppeld aan water, aan de reis door de woestijn, aan de reis door het leven. Tot zover deze beknopte uitwijding, waarmee ik aan wil geven dat de Bijbel op verschillende wijzen over de tijd en over tijdsperiodes spreekt. Steeds gaat het om de essentie van de ‘40’, van de ‘70’ of van de ‘120’.

Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heer is als duizend jaar en duizend jaar als één dag (2 Petrus 3:8). Rabbi Nachmanides (1194-ca. 1270 AD) verklaart daarom dat zoals elke dag schemertijden kent, ook elke duizend jaar schemertijden kent. Een avondschemering hoort bij de voorbije dag, maar ook bij de komende dag. Bij uitstek kan de schemering dus een wisseling van tijdperk zijn. De hedendaagse joodse wetenschapper en Bijbelvorser Saul Kullok onderzocht of in iedere duizend jaar ook periodes van schemering in de geschiedenis te vinden zijn[i]. Dat blijkt zo te zijn. Op grond van twee gelijke schemertijden duurt de schemerperiode in Jeruzalem 84 minuten[ii]. Als één dag gelijk is aan duizend jaar, dan staan 84 minuten gelijk aan 58 jaar. Volgens rabbi Weinreb houdt het getal 84 verband met de inkijk in de werkelijke wereld. De Bijbelse 58 drukt het einde van een weg, van een periode aan. Zo is 58 de getalswaarde van Noach (troosten) en van het woord genade (gein). En Noach overleefde de zondvloed. Ook dat was een wisseling van tijdperk. Yeshua spreekt dat het in de laatste dagen zal zijn als de dagen van Noach (Mattheus 24:37-39). Noach – 58 – wil zeggen dat de mensheid weliswaar door het oog van de naald kruipt, maar niet totaal ondergaat.

Bovenstaand schema toont de schemertijd in elk millenium. In elke schemertijd vond een belangrijke gebeurtenis m.b.t. het volk Israël plaats. Van de uittocht van Abram uit Ur, de uittocht van het volk Israël uit Egypte, tot aan de drieënhalf jaar waarop rabbi Yeshua zijn openbare bediening uitoefende. De laatste 58 jaar beginnen volgens Kullok in 2018 AD. Daarmee leven we nu binnen de laatste schemerperiode van het zesde millennium. Dat is opnieuw een tijd die belangrijk is voor Israël. Er zijn twee belangrijke profetiën nog niet in vervulling gegaan. Dat is allereerst de eenwording van het Huis van Israël (het tienstammenrijk) met het Huis van Juda (het tweestammenrijk). Je leest dat in Ezechiël 37. De andere profetie is de komst van de Messias om Zijn volk te verlossen en alle dingen te herstellen (Handelingen 3:21). Voordat Hij komt, zal de hele wereld zuchten onder de knoet van de antimessias (Openbaring 13). Zie ook artikel [2]. Nu de economie van de wereld een noodstop heeft gemaakt, zal de roep om centrale coördinatie luider klinken dan ooit. Een nieuwe wereldorde zal tot stand komen.

Lees ook deel 1


[i] https://www.breakingisraelnews.com/110117/scientist-recalculates-time-til-end-of-days/ | https://www.breakingisraelnews.com/144067/world-renowned-scientist-calculates-we-are-currently-in-final-twilight-before-messiah/

[ii] Jeruzalem is de plaats waar hemel en aarde aan elkaar verbonden zijn.